Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Naast de gewone arbeidsovereenkomst zijn er tal van constructies die de samenwerking tussen bedrijf en medewerker regelen. De overeenkomst van opdracht is daarbij in de regel de meest flexibele vorm omdat op die samenwerkingsvorm de strenge regels rond het opzeggen van een arbeidsovereenkomst niet van toepassing zijn ( hoewel op andere terreinen, zoals die van de aansprakelijkheid voor de veiligheid van de medewerker, het verschil kleiner wordt).
Daartussen zit de uitzendovereenkomst: een medewerker heeft wel een dienstverband, maar niet met het bedrijf waar hij werkt. Hij is in dienst van de uitzendorganisatie, die hem uitleent aan een ander bedrijf. Met name in die uitzend- en uitleenvorm zijn veel variaties ontstaan zoals de detachering en het zogenaamde payrollen. Het zijn geen termen die in de wet worden gedefinieerd; ze hebben als overeenkomst dat de werknemer in dienst is bij een ander bedrijf dan waar hij werkt, maar er zijn ook onderlinge verschillen. Van detachering wordt in de regel gesproken als het uitlenende bedrijf een specialistische dienst levert aan de inlener door daar een medewerker neer te zetten. Als dat de kernactiviteit van het uitlenende bedrijf is, wordt ook dat in de regel beschouwd als uitzending met als gevolg dat de wettelijke bepalingen rond de uitzendovereenkomst (en de cao!) van toepassing zijn.
Payrollen is bij dit alles de vreemde eend in de bijt. Bij payrollen is ook de werknemer in dienst van een ander bedrijf dan waar hij werkt, namelijk het payrollbedrijf. Dat bedrijf heeft echter niet wat men met een duur woord een allocatiefunctie noemt, namelijk: ten doel om personeel bij verschillende inleners onder te brengen; doel van een payrollbedrijf is om de feitelijk werkgever de complete rompslomp van de personeelsadministratie (en met name: de salarisverwerking en -betaling) uit handen te nemen. Al eerder is daarom uitgemaakt dat de overeenkomst tussen payrollbedrijf en werknemer geen uitzendovereenkomst is.
Recent zijn er in de rechtspraak bewegingen zichtbaar die verder gaan, zoals in deze uitspraak van de kantonrechter in Enschede in een ontbindingszaak. Een payrollbedrijf had een werknemer in dienst die werd uitgeleend aan de gemeente Enschede. De gemeente zegde de overeenkomst tot inlening op en het payrollbedrijf wilde daarom van de werknemer af, en diende een ontbindingsverzoek in. De kantonrechter verklaarde het bedrijf niet ontvankelijk omdat het naar het oordeel van de rechter niet de werkgever van de werknemer was. De werknemer had namelijk zelf geen enkele relatie tot het payrollbedrijf; de werknemer had gesolliciteerd bij de gemeente, was daar aangenomen, en was alleen aan het payrollbedrijf “gepresenteerd” voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst. Verder had de werknemer nooit meer iets met het bedrijf te maken gehad, en dat bedrijf had hem ook nooit instructies gegeven. Ter herinnering: een gezagsrelatie is een van de drie kenmerken van een arbeidsovereenkomst.
Is dit een trendbreuk? Het is wat vroeg dat te zeggen. De uitspraak is echter wel vrij uitvoering gemotiveerd, en steekhoudend ook. De verleiding bestaat natuurlijk te zeggen dat dit de uitkomst van ene individueel geval is (dat is zonder meer zo) en dat het maar één rechter is (ook niets tegenin te brengen, hoewel in Rotterdam al een soortgelijk vonnis is gewezen), maar de motivering van het vonnis snijdt wel hout. Bovendien: de omstandigheden die de rechter er toe brengen tot zijn oordeel te komen gelden in de regel altijd bij een payrollovereenkomst, waarbij het payrollbedrijf niets anders doet dan de administratieve zaken behartigen zonder verder iets met de werknemer te maken te hebben. Deze uitspraak hoeft dus niet het einde van de payrollovereenkomst te betekenen, maar het is wel goed zich te realiseren wat de beperkingen en risico's er van zijn.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.