icon

A-G Valk doceert over de gestanddoening in zijn conclusie bij BBOM/Savelkoul q.q.

Bij het arrest van de Hoge Raad van 16 juni jl. geeft A-G Valk in zijn conclusie college over het leerstuk gestanddoening van de (wederkerige) overeenkomst door de curator. De onderliggende casus ziet op de vraag of de curator ter gestanddoening voldoende zekerheid heeft gesteld. De Hoge Raad komt niet toe aan beantwoording van de vraag. Bij gebrek aan belang leidt het cassatieberoep tot een artikel 81 RO-uitspraak.

A-G Valk ziet het anders en oordeelt dat het cassatieberoep slaagt. Hij stelt dat ook voor de desbetreffende aanspraken op vergoeding van schade de curator bij gestanddoening gehouden is voldoende zekerheid te stellen. Anders dan het Hof ’s-Hertogenbosch meent A-G Valk dat deze aanspraken voortvloeien uit de overeenkomst gesloten tussen partijen. Deze overeenkomst voorziet in het stellen van een bankgarantie voor schade als gevolg van tekortschieten.

Interessanter dan de rechtsvraag, die feitelijk van aard is, zijn de inleidende opmerkingen van A-G Valk. A-G Valk doceert over het opschortingsrecht van contractanten ingeval van faillissement, de verhouding tussen de gestanddoening door de curator en het fixatiebeginsel, de uitzondering die de wet creëert in artikel 37a Fw in verband met de positie van dwangcrediteuren en de reikwijdte van de bij gestanddoening noodzakelijke zekerheidstelling. Het college van A-G Valk is lezenswaardig. A-G Valk komt onder meer met een waarschuwing aan curatoren bij de keuze om gestand te doen. Ik sluit deze blog af met de passage(s) uit de conclusie waarin curatoren worden gewaarschuwd.

“Tegen de achtergrond van wat hiervoor over het opschortingsrecht van de wederpartij is gezegd, dunkt mij de opvatting van de eenstemmige literatuur intussen niet gehéél vanzelfsprekend. De wederpartij kan ook over een opschortingsrecht beschikken in verband met een als gevolg van een tekortkoming van de gefailleerde door haar geleden schade en, zoals gezegd, uit niets blijkt dat de wetgever met art. 37 Fw iets aan de positie van de wederpartij heeft willen afdoen. Welnu, als het de bedoeling is om de curator de consequenties van zijn keuze voor nakoming in te scherpen, dan is er wat te zeggen voor een alternatieve opvatting volgens welke de curator óók zekerheid dient te stellen voor door de wederpartij als gevolg van een tekortkoming van de gefailleerde geleden schade voor zover de wederpartij in verband met die schade de nakoming van de op haar rustende verbintenissen kan opschorten. Tegelijk zie ik meer bezwaren tegen deze alternatieve opvatting dan alleen het al benoemde tekstuele argument. (…) Kortom, per saldo dunkt mij de winst die met de bedoelde alternatieve opvatting valt te behalen van onvoldoende gewicht om over de bezwaren die aan die opvatting kleven heen te stappen. Daarbij past dan de waarschuwing aan het adres van curatoren dat zij bij hun keuze om een wederkerige overeenkomst al dan niet gestand te doen, met álle ‘lasten’ behoren rekening te houden, en niet alleen met de verplichtingen waarvoor zij in geval van een bereidverklaring om de overeenkomst gestand te doen, zekerheid dienen te stellen. Tot die ‘lasten’ behoort ook hetgeen in verband met een eventueel opschortingsrecht van de wederpartij extra zal moeten worden verricht, ten einde nakoming door de wederpartij te kunnen afdwingen.”


Adiba Bouichi is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
A-G Valk doceert over de gestanddoening in zijn conclusie bij BBOM/Savelkoul q.q.

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief