icon

Schuldeisers opgelet: kom tijdig in verzet tegen beëindigen overblijvende aansprakelijkheid 403-verklaring

Uit artikel 2:404 lid 3 BW volgt dat een schuldeiser verzet kan doen tegen het voornemen van een moedermaatschappij tot beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid op grond van een ingetrokken 403-verklaring. Uit artikel 2:404 lid 5 BW volgt dat uitsluitend de schuldeiser “voor wiens vordering nog aansprakelijkheid loopt” verzet kan doen. In maart van dit jaar heeft de Hoge Raad bepaald dat de rechter verzet gegrond moet verklaren “tenzij en voor zover hij de vordering onmiskenbaar ongegrond acht.” Dit is goed nieuws voor schuldeisers, maar zij moeten rekening houden met de korte termijnen die gelden.

403-verklaring

Hoe zit het ook alweer? Rechtspersonen zijn in principe verplicht hun jaarrekening op te stellen in overeenstemming met titel 9 van Boek 2 BW. Uit deze titel volgen verschillende vereisten. Het is mogelijk om van de verplichtingen uit titel 9 te worden vrijgesteld. Een van de vereisten voor een vrijstelling is dat de moedermaatschappij een zogenaamde 403-verklaring heeft afgegeven.

De 403-verklaring volgt uit artikel 2:403 BW. Een moedermaatschappij stelt zich door het afgeven van zo’n verklaring hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van de dochtermaatschappij. Let wel, het gaat alleen om schulden uit rechtshandelingen. Een door de dochter gepleegde onrechtmatige daad wordt dus niet gedekt door de 403-verklaring van de moeder.

Intrekken 403-verklaring

De moeder kan haar 403-verklaring intrekken (zie artikel 2:404 BW). Ondanks deze intrekking blijft de moeder aansprakelijk voor schulden uit rechtshandelingen die zijn verricht voor het moment van intrekken. Voorbeeld: Als een schuld uit een rechtshandeling ontstaat op 1 mei 2017 en de moeder trekt haar 403-verklaring in op 1 juli 2017, dan blijft zij voor de schuld van 1 mei 2017 aansprakelijk. Dit heet de zogenaamde overblijvende aansprakelijkheid.

Beëindigen overblijvende aansprakelijkheid

De overblijvende aansprakelijkheid kan vervolgens ook beëindigd worden. Hiervoor moet zijn voldaan aan vier voorwaarden die volgen uit artikel 2:404 lid 3 BW:

  1. de rechtspersoon behoort niet meer tot de groep van de moeder;
  2. de mededeling van de moeder van haar voornemen tot beëindiging van de verklaring heeft ten minste twee maanden ter inzage gelegen bij het handelsregister;
  3. ten minste twee maanden zijn verlopen na de aankondiging in een landelijk verspreid dagblad dat en waar de mededeling ter inzage ligt;
  4. tegen het voornemen heeft de schuldeiser niet tijdig verzet gedaan of zijn verzet is ingetrokken dan wel bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak ongegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft dus aangegeven dat rechters niet snel mogen bepalen dat het verzet ongegrond is. Deze redenering vind ik goed te volgen. Schuldeisers hebben immers vaak gehandeld op basis van de eerder afgegeven 403-verklaring. Dit wekt logischerwijs vertrouwen. Tegelijkertijd geldt dat de termijnen uit artikel 2:404 lid 3 BW kort zijn. De schuldeiser die niet binnen deze termijnen actie onderneemt, kan zich niet meer verhalen op de moeder. Dit vereist oplettendheid! Bij vragen weet u ons te vinden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Schuldeisers opgelet: kom tijdig in verzet tegen beëindigen overblijvende aansprakelijkheid 403-verklaring

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief