icon

Help – mijn franchisegever is failliet!

Tegenwoordig is franchising een bekend fenomeen in Nederland. Franchising is een samenwerkingsvorm waarbij de franchisegever aan de franchisenemer het recht verleent om tegen een vergoeding een onderneming te drijven binnen een door de franchisegever bedacht concept. Naast dit concept (de franchiseformule) verschaft de franchisegever aan de franchisenemer tevens relevante intellectuele eigendomsrechten, knowhow, trainingen, handelsnaam, inventaris etc. De franchisenemer blijft een zelfstandige ondernemer maar de partijen werken nauw samen. De samenwerking wordt vastgelegd in een franchiseovereenkomst, een type overeenkomst dat niet nader in de wet is vastgelegd. Hierdoor zijn partijen vrij deze overeenkomst naar eigen wens in te vullen op aspecten als duur, vergoedingen, verplichtingen, concurrentiebedingen enzovoort (uiteraard mits binnen de lijnen van de wet en het redelijke).

Hoewel er het afgelopen jaar veel wordt geschreven over het dalende aantal faillissementen, zijn faillissementen helaas niet onbekend in de franchisewereld. In deze bijdrage sta ik stil bij de situatie dat een franchisegever failliet verklaard wordt. Wat zijn hiervan de gevolgen? Voor welke keuzes staat de franchisenemer?

Uitgangspunt is dat in geval van faillissement van de franchisegever de franchiseovereenkomst van kracht blijft, waardoor partijen gehouden zijn hun verplichtingen over en weer na te komen. Echter bestaat hier een verschil tussen de positie van de franchisenemer en de failliete franchisegever. De franchisenemer kan namelijk niet de failliet (of de curator) buiten het faillissement dwingen tot nakoming van de franchiseovereenkomst. Een vordering tot nakoming van een verbintenis uit een failliete boedel kan uitsluitend ter verificatie bij de curator worden ingediend. Hierdoor is er dus sprake van een situatie waarbij de franchiseovereenkomst blijft voortbestaan maar de niet-failliete franchisenemer geen nakoming kan vorderen, terwijl de curator op zijn beurt dat in begsel wel kan.

In beginsel. Want de curator is wel gebonden aan artikel 37 Fw: de franchisenemer kan hem een (redelijke) termijn stellen om aan te geven of de curator bereid is de franchiseovereenkomst na te komen. Reageert de curator niet tijdig of afwijzend, dan verliest hij het recht om tijdens het faillissement zelf nakoming van de franchiseovereenkomst te vorderen.

Mocht de curator wel bereid zijn tot nakoming, dan dient hij op grond van artikel 37 lid 2 Fw voor die nakoming een aanvullende zekerheid te stellen (bijvoorbeeld een bankgarantie). De franchisenemer krijgt hierdoor extra zekerheid dat de failliete franchisegever zijn verplichtingen zal nakomen. Ook wordt de franchisenemer beschermd doordat dergelijke verplichtingen als gevolg van dit artikel aangemerkt worden als ‘boedelschulden’ en hierdoor een sterkere positie hebben in het faillissement.

Na een faillissement is het dus voor de franchisenemer geen slecht idee om de curator de vraag voor te leggen of hij bereid is de franchiseovereenkomst na te komen. Ziet de curator in zijn geheel af van nakoming, dan schept dit een ontbindingsgrond van de overeenkomst door de franchisenemer op grond van artikel 6:265 BW. Daarbij kan de franchisenemer een vordering tot schadevergoeding ter verificatie indienen, die wordt aangemerkt als een concurrente vordering.

Vaak wordt in de franchiseovereenkomst opgenomen dat partijen (of één van hen) de mogelijkheid hebben in het geval van faillissement de overeenkomst op te zeggen. Opzegging brengt geen nadere verplichtingen met zich mee en partijen kunnen daardoor hun eigen weg gaan. Ontbinding daarentegen brengt een ongedaanmakingsverplichting voor beide partijen met zich mee waardoor partijen de in het verleden ontvangen prestaties (voor zover mogelijk) ongedaan moeten maken. Ondanks dat ontbinding ook nadere verplichtingen voor de franchisenemer meebrengt, kan het wel de voorkeur hebben om voor deze optie te kiezen. In franchiseovereenkomsten worden namelijk vrijwel altijd non-concurrentiebedingen opgenomen die zelfs ver na het einde van de overeenkomst geldig kunnen zijn. In de jurisprudentie (zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 13 september 2001, JOR 2002/22) wordt ervan uitgegaan dat een dergelijk beding nog steeds rechtskracht heeft, zelfs nadat de franchisegever failliet is verklaard en de overeenkomst eindigt. Ontbinding van de gehele overeenkomst zou wenselijk zijn om zo ook het concurrentiebeding te doen vervallen.

Vreest u voor het faillissement van uw franchisegever? Wij denken graag met u mee.


Aida Yazdanpanah is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Help – mijn franchisegever is failliet!

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief