icon

Geen proceskostenveroordeling wegens te laat overleggen bewijsstukken

In het bestuursrecht geldt in beginsel dat een bestuursorgaan in de kosten van de procedure wordt veroordeeld, indien het beroep van een belanghebbende door de bestuursrechter gegrond wordt verklaard. Dat deze ‘hoofdregel’ een bevoegdheid van de bestuursrechter omvat, en geen verplichting (zie artikel 8:75 Awb), illustreert de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018. Met andere woorden, uitzonderingen op deze ‘hoofdregel’ zijn mogelijk.

Bij besluiten van 26 april en 17 augustus 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan appellant een bestuurlijke boete van €10.250,00 opgelegd wegens het in strijd met artikel 21, aanhef en onder a Huisvestingswet 2014 onttrekken van een woning aan de woonbestemming door de exploitatie van een hennepkwekerij. Echter, in verband met de beperkte financiële draagkracht van appellant matigt het college bij besluit van 8 juni 2017 het boetebedrag tot €2.360,00. Vanwege deze matiging/wijziging van het besluit verklaart de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2016 gegrond. De rechtbank veroordeelt het college tevens in de proceskosten.

In de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018 staat vervolgens de vraag centraal of de rechtbank het college ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld. Is de ‘late’ matiging van de boete aan de belanghebbende te wijten en zo ja, heeft dit tot gevolg dat een proceskostenveroordeling dient uit te blijven? Voor de beantwoording van deze vragen is van belang dat de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld; indien sprake is van een overtreding wordt aan de overtreder een bestuurlijke boete ten hoogte van het vastgestelde bedrag opgelegd, tenzij ‘de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is’ (zie artikel 5:46 lid 3 Awb).

Gelet op deze bepaling was het volgens de Afdeling de verantwoordelijkheid van appellant om gegevens te overleggen waaruit blijkt dat deze situatie zich voordeed. Het college was niet verplicht om het boetebedrag te matigen op grond van de gegevens die bij de gemeente over appellant bekend zijn. Bovendien is appellant in het kader van de behandeling van de zienswijze tegen het voornemen en het bezwaar tegen het besluit van 26 april 2016 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld om dergelijke gegevens over te leggen. Appellant heeft dit echter nagelaten en de financiële gegevens pas in beroep overgelegd. Volgens de Afdeling is het aan appellant zelf te wijten dat hij de procedure bij de rechtbank heeft moeten voeren en bestaat derhalve geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten. artikel 5:46 lid 3 Awb).

Kortom, bij het niet tijdig verstrekken van informatie (verwijtbaar handelen) kan de Afdeling aanleiding zien om als uitzondering op de ‘hoofdregel’ het bestuursorgaan niet in de proceskosten te veroordelen. Ook voor het verkrijgen van een proceskostenvergoeding (naast een goede behandeling van de zaak) geldt dus de noodzaak van het spoedig overleggen van relevante bewijsstukken en het niet wachten op behandeling van de zaak bij de bestuursrechter.


Dominique de Haas is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Geen proceskostenveroordeling wegens te laat overleggen bewijsstukken

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief