icon

Registratievereiste voor crypto-exchanges binnenkort overboord?

Afgelopen jaar trad de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn in werking; ook wel de ‘Cryptowet’ genoemd. Die wet heeft cryptodienstverleners onder het toepassingsbereik van de Wwft gebracht. Daarover schrijven wij eerder twee blogs die u hier en hier kunt lezen. De wetswijziging heeft er onder andere voor gezorgd dat cryptodienstverleners – zoals exchanges – zich moeten registreren bij De Nederlandsche Bank (DNB). Daar is vanuit de cryptowereld veel kritiek op geleverd. In de praktijk zou het registratieregime namelijk eisen stellen die meer weg hebben van vergunningseisen, terwijl de Anti-witwasrichtlijn ‘slechts’ een registratiestelsel beoogt. DNB stelt bijvoorbeeld als registratievereiste dat exchanges bij iedere transactie – ongeacht de hoogte van het bedrag – met bijvoorbeeld een screenshot of videobellen controleren of het adres wel bij de klant hoort. Die eis geldt zelfs wanneer klanten cryptobedragen overboeken naar hun eigen wallet. De Nederlandse exchange Bitonic meent dat sprake is van een disproportionele eis en vocht die daarom aan bij de rechter. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam deed daarover uitspraak op 7 april 2021.

Eén van de gronden in de Wwft op basis waarvan DNB een registratie van een cryptodienstverlener kan weigeren of doorhalen, is het niet-naleven van voorschriften op grond van de Sanctiewet 1977. Die wet is een uitwerking van internationale wetgeving en maakt het mogelijk om sancties in te zetten als reactie op schendingen van internationaal recht of van mensenrechten door bijvoorbeeld regimes die de rechtstatelijke en democratische beginselen niet eerbiedigen. Financiële instellingen dienen op basis van deze wetgeving hun relaties te screenen en na te gaan of zij op sanctielijsten voorkomen. Volgens DNB betekent de naleving van deze regelgeving voor cryptodienstverleners dat zij voor iedere crypto-transactie de identiteit en de woonplaats van de tegenpartij dienen vast te stellen en te controleren of de tegenpartij voorkomt op sanctielijsten. Daarnaast dient de cryptodienstverlener vast te stellen of deze persoon ook daadwerkelijk de ontvanger of verzender is. Dat komt voor cryptodienstverleners in de praktijk neer op een behoorlijke administratieve verplichting.

Bitonic heeft bij de rechter betoogd dat sprake is van strijd met Europees recht aangezien de registratie van cryptodienstverleners in de Richtlijn niet wordt gekoppeld aan de naleving van de Sanctieregelgeving. De Nederlandse wetgever had volgens haar daarom niet in de Wwft mogen opnemen dat voor registratie vereist is dat een cryptodienstverlener gegevens verstrekt met betrekking tot naleving van de Sanctiewet. Daarnaast heeft zij betoogd dat DNB een verkeerde invulling heeft gegeven aan de naleving van de sanctiewetgeving. Bitonic stelt dat sprake is van een open norm en dat daaruit niet specifiek volgt dat de identiteit en woonplaats van de houder van een wallet bij iedere transactie moeten worden geverifieerd.

Volgens DNB dient Bitonic te voldoen aan de kernverplichting uit de Sanctiewet, namelijk in voldoende mate zeker te stellen dat geen gelden of crypto’s aan personen tegen wie sancties zijn ingesteld, ter beschikking worden gesteld. Zij stelt dat het verschil tussen een vergunnings- en een registratieregime “fluïde en contextafhankelijk” is. Ook voorafgaand aan een registratie zou volgens haar aan voorwaarden kunnen worden getoetst. Zij meent tot slot dat zij aanbieders voldoende ruimte biedt om oplossingen te kiezen die bij hen en hun cliënten passen.

De voorzieningenrechter twijfelt of DNB – gelet op de Europese wet- en regelgeving – het registratievereiste mocht uitwerken op de wijze waarop zij dat heeft gedaan. De rechter wijst daarbij op het advies van de Raad van State waarin uitdrukkelijk is opgenomen dat de Richtlijn het niet mogelijk maakt om de daarin voorgeschreven registratieplicht vorm te geven als een verdergaande vergunningplicht met voorafgaande toetsing. Ook wees de Raad van State al op het gevaar dat er in Europa een ongelijk speelveld zou kunnen ontstaan omdat aanbieders van exchanges in andere landen buiten de Unie aan minder strenge eisen hoeven te voldoen. Uit de toelichting bij de Regeling toezicht Sanctiewet 1977 valt volgens de voorzieningenrechter niet direct af te leiden dat bij elke transactie met cryptovaluta door de onderneming geverifieerd zou moeten worden dat het cryptoadres ook aan de klant te koppelen is. De voorzieningenrechter is daarom voorlopig van oordeel dat de invulling die DNB aan het registratieregime heeft gegeven, vanwege de vergaande voorafgaande toetsing inderdaad kenmerken vertoont van een vergunningsregime.

De voorzieningenrechter heeft DNB opgedragen om binnen zes weken een beslissing op het bezwaar van Bitonic te nemen. Zeer binnenkort weten wij dus of DNB bij haar standpunt blijft. Mocht dat het geval zijn, dan zou er een bodemprocedure kunnen volgen. Exchanges zullen tot die tijd in ieder geval bij iedere transactie met bijvoorbeeld een screenshot of videobellen moeten controleren of het adres wel bij de klant hoort. De voorzieningenrechter heeft namelijk ook beslist dat het huidige registratievereiste niet wordt geschorst.

Wanneer zich ontwikkelingen in deze zaak voordoen, zullen wij daarover opnieuw een blog publiceren. Heeft u in de tussentijd vragen over deze zaak of de Wwft, neem dan vooral contact met ons op.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Registratievereiste voor crypto-exchanges binnenkort overboord?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief