icon

Dexia verboden nieuwe rechtszaken te beginnen

De Voorzieningenrechter in Amsterdam heeft Dexia verboden om nieuwe gerechtelijke procedures te starten tegen afnemers van effectenleaseproducten. Wel heeft de Voorzieningenrechter enkele, hierna te bespreken, voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan als iemand een beroep wil doen op het verbod.

De stichtingen Leaseverlies, Eegalease en de Consumentenbond, vorderden in kort geding een verbod voor Dexia om, kort gezegd, nadere rechtsmaatregelen te nemen tegen afnemers van effectenlease producten totdat onherroepelijk is beslist op de essentiële rechtsvraag of de overeenkomst van effectenlease moet worden beschouwd als huurkoop. Immers, als komt vast te staan dat de effectenlease moet worden beschouwd als huurkoop dan hadden de echtgenoten (waaronder ook: geregistreerde partners) toestemming moeten geven voor het aangaan van de effectenlease overeenkomst. Als die toestemming niet is gegeven, kunnen de echtgenoten de overeenkomst vernietigen. De stichtingen stelden, samengevat, dat Dexia de afnemers dwingt om hoge kosten te maken door steeds nieuwe procedures aan te spannen. Dexia tracht de afnemers op deze wijze “uit te roken”. Daarmee zou Dexia misbruik maken van haar recht om procedures te voeren, mede gezien de onevenredigheid van de betrokken belangen. Daarbij dient te worden meegewogen dat Dexia als bank een bijzondere maatschappelijke positie bekleedt. Overigens zou het gevraagde verbod alleen zien op de periode totdat het antwoord op de genoemde essentiële rechtsvraag onherroepelijk is. Anders gezegd: het verbod zou uitsluitend gelden totdat de Hoge Raad hierover heeft beslist.

Dexia voerde verweer tegen deze stellingen en het verbod. Immers, toegang tot de rechter en het aanspannen van procedures zijn fundamentele rechten die zijn vastgelegd in de grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast is de uitkomst van de procedure allerminst zeker. De kantonrechter in Amsterdam heeft weliswaar geoordeeld dat sprake is van huurkoop, maar andere kantonrechters hebben juist het tegenovergestelde bepaald. Verder zal in iedere individuele zaak moeten worden onderzocht of toestemming is gegeven, waarbij die toestemming ook anders kan zijn gegeven dan door mede-ondertekening van de overeenkomst. Verder kon Dexia tijdens het aangaan van de overeenkomsten niet weten of de afnemers waren gehuwd. En personen die de kosten van rechtsbijstand niet kunnen betalen, kunnen een beroep doen op gefinancierde rechtsbijstand. Ten slotte zou een dergelijk verbod in strijd zijn met de gelijkheid van procespartijen, omdat het de afnemers wel vrij zou blijven staan om procedures te beginnen.

De Voorzieningenrechter heeft het moeilijk met deze zaak. De rechtsgeleerden staan lijnrecht tegenover elkaar bij de beantwoording van de vraag of de effectenlease moet worden beschouwd als huurkoop. De uitkomst van de procedure is dus allerminst zeker. En toegang tot de rechter is inderdaad een fundamenteel recht, zodat enkel het gebruik maken van die bevoeghdeid moeilijk kan worden gezien als misbruik van recht. Aan de andere kant: er kan ook sprake zijn van misbruik van recht als er op andere wijze een onevenredigheid van betrokken belangen is. En een dergelijke onevenredigheid van belangen ziet de Voorzieingenrechter wel, waarbij relevant is dat Dexia als bank inderdaad een bijzondere maatschappelijke positie bekleedt.

Kortom, de Voorzieningenrechter is van mening dat er wel gronden zijn om een verbod uit te spreken, maar dat verbod zal beperkt moeten worden. Reeds aanhangige gedingen kunnen dus doorgaan, waarbij wordt opgemerkt dat de partijen bij een dergelijke procedure ook zelf aan de betreffende rechter kunnen vragen om de procedure stil te leggen. En het wordt Dexia niet verboden om reeds uitgesproken vonnissen ten uitvoer te leggen, waarbij wederom wordt opgemerkt dat het partijen vrij staat om aan de rechter schorsing te vragen van de tenuitvoerlegging. Het wordt Dexia echter wel verboden om nieuwe zaken aanhangig te maken. Het verbod zal gelden tot 15 april 2005, omdat te verwachten valt dat het Hof Amsterdam dan wel uitspraak zal hebben gedaan. Verder gelden enkele voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn (i) dat de afnemers aan Dexia bewijs moeten overhandigen van het feit dat zij gehuwd waren ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en (ii) dat de overeenkomst is gesloten na 1 februari 2000. Voor een volledige opsomming van de voorwaarden wordt verwezen naar de uitspraak.


Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Dexia verboden nieuwe rechtszaken te beginnen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief