icon

Geen rechtsbijstand leidt tot oneerlijk proces

Een effectieve toegang tot de rechter is één van de fundamentele rechten die zijn opgenomen in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit principe krijgt onder andere vorm doordat in heel Europa bepaalde individuen een beroep kunnen doen op gefinancierde rechtbijstand. De regelingen verschillen per land, maar het uitgangspunt moet steeds zijn: het verzekeren van een effectieve toegang tot de rechter.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in haar uitspraak d.d. 15 februari 2005 (nummer C12/03P) onlangs het Verenigd Koninkrijk terecht gewezen omdat zij ten onrechte rechtshulp heeft onthouden aan twee gedaagden. De betreffende zaak was zodanig complex dat zij zonder rechtshulp niet een effectieve toegang tot de rechter hebben kunnen verkrijgen. Nu was de betreffende zaak exceptioneel zodat niet al te veel waarde mag worden gehecht aan de algemene gelding van de uitspraak, maar hij is toch interessant genoeg om hier te bespreken.

De twee betrokkenen waren lid van een actiegroep en zij hadden in 1986 een bepaalde folder in omloop gebracht waarin hevige kritiek werd geuit tegen hamburgerketen McDonalds. McDonalds huurde 7 privé detectives in om de actiegroep te infiltreren en om er achter te komen wie de betreffende folder had gemaakt en verspreid. Vervolgens werd tegen onder andere de twee betrokkenen een rechtszaak aangespannen vanwege smaad. McDonalds werd daarin vertegenwoordigd door meerdere juristen. De twee gedaagden hadden geen recht op gefinancierde rechtshulp, terwijl zij wel voldeden aan de inkomenseisen. Het Engelse systeem kent namelijk geen recht toe op gefinancierde rechtsbijstand in privaatrechtelijke kwesties over smaad.

De twee hebben dus (vrijwel) op zichzelf de rechtszaak moeten voeren maar die rechtszaak is volledig uit de hand gelopen. De procedure in eerste aanleg duurde 313 zittingsdagen, voorafgegaan door 28 incidentele conclusies. De (in de folders opgesomde) feiten waarvan de twee gedaagden moesten aantonen dat zij juist waren, waren buitengewoon complex: het dossier bestond uit 40.000 pagina's feitelijke bewijsstukken, er waren 130 getuigen gehoord waaronder een aantal experts op het gebied van voedzaamheid van producten, veiligheid van voeding, samenstelling van diëten etc. In hoger beroep waren 28 zittingsdagen nodig. Het vonnis in eerste aanleg allen al telde 762 pagina's. Al met al is dit de langst durende rechtszaak uit de Britse historie geweest.

De twee stelden dat het onthouden van gefinancierde rechtshulp hun heeft weerhouden van een effectieve toegang tot de rechter. Met gespecialiseerde rechtshulp hadden zij een aantal stellingen wel hebben kunnen bewijzen, waaraan zij nu simpelweg niet zijn toegekomen door een gebrek aan tijd en geld om nader onderzoek te doen. Daarnaast zouden zij met juridische bijstand een aantal procedurele fouten niet hebben gemaakt, die er toe hadden geleid dat een aantal grieven in hoger beroep niet meer aan de orde konden komen.

Bedacht dient te worden dat de zaak bij het EHRM speelde tussen het Verenigd Koninkrijk en de twee betrokken burgers: McDonalds was geen partij. Het Verenigd Koninkrijk verdedigde zich door onder andere te stellen dat de Staat niet een onderzoek behoeft te financieren dat eigenlijk de publicerende twee personen vooraf hadden moeten verrichten. Daarnaast kan van de Staat niet worden verwacht dat zij de lasten draagt om de twee op gelijke voet te krijgen met McDonalds, die naar schatting meer dan 10 miljoen Engelse ponden aan juridische kosten had gemaakt.

Het EHRM maakt echter korte metten met het Verenigd Koninkrijk. Alleen al door de complexiteit van de zaak, had het Verenigd Koninkrijk de twee geen gefinancierde rechtsbijstand mogen onthouden. Doordat geen gefinancierde rechtsbijstand beschikbaar was, hadden de twee geen effectieve toegang gehad tot de rechter. En passant wordt ook nog eens vastgesteld dat de opgelegde schadevergoeding (de twee waren veroordeeld tot betaling van 100.000 pond) buitenproprtioneel is in het licht van de vrijheid van meningsuiting. Het oordeel is opvallend hard. De behandelend rechter in eerste aanleg wordt veelvuldig bij naam genoemd, en bij lezing van het arrest kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat het EHRM weinig op heeft met de door hem gevolgde werkwijze. Helaas voor de twee, wordt een vordering tot schadevergoeding afgewezen omdat zij niet konden bewijzen daadwerkelijke financiële schade te hebben geleden. Dat wordt echter gecompenseerd met de toekenning van een immateriële schadevergoeding. Het EHRM oordeelt dat de twee door deze gang van zaken zo veel meer verontrusting hebben gekend en dat hun leven zo veel meer is ontwricht dan wanneer zij wel zouden zijn vertegenwoordigd door een ter zake kundige, dat een forse immateriële schadevergoeding op zijn plaats is. Het EHRM wijst – zeer uitzonderlijk – zelfs meer immateriële schade toe dan de twee hadden gevorderd, hetgeen kan worden gezien als een extra tik op de vingers.


Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.

Geen rechtsbijstand leidt tot oneerlijk proces

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief