icon

Uitspraken SGP lijken met name van belang voor politieke partijen

Deze week is veel opschudding ontstaan over de uitspraak van de rechter dat de Staat de subsidie voor de SGP dient in te trekken. Wat heeft de rechter precies beslist en wat zijn de gevolgen?

Om te beginnen lopen er twee procedures. Eén tegen de Staat en één tegen de SGP zelf, beide aanhangig gemaakt door het proefprocessenfonds CWI (het Clara Wichmann Instituut). In de zaak tegen de Staat is de rechter vrij duidelijk geweest. Artikel 7 van het Vrouwenverdrag bepaalt dat vrouwen op gelijke voet als mannen moeten kunnen deelnemen aan het politieke leven. Omdat vrouwen maar beperkte rechten hebben binnen de SGP handelt de SGP in strijd met het Vrouwenverdrag. En omdat de Staat de SGP subsidieert handelt in de Staat eveneens in strijd met het verdrag.

In de tweede procedure vordert het CWI een statutenwijziging. Omdat het CWI echter geen belanghebbende is (dat zou een vrouwelijk partijlid van SGP bijvoorbeeld wel zijn), is deze vordering afgewezen. De rechter heeft zich in deze procedure dus niet inhoudelijk over de eventuele plicht tot statutenwijziging uitgelaten. In de procedure tegen de Staat echter wel. Daarin heeft de rechter expliciet overwogen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen in de statuten tot uiting dient te komen. Indien een volgende procedure wordt aangespannen door een belanghebbende is het waarschijnlijk dat de statuten alsnog gewijzigd dienen te worden.

In de beide procedures speelt dat er sprake is van een botsing van grondrechten. Aan de ene kant het recht op gelijke behandeling en aan de andere kant (ondermeer) het recht op vrijheid van vereniging. De rechter heeft op grond van het Vrouwenverdrag het eerste recht zwaarder laten wegen. Betekent dit nu dat het discriminatieverbod altijd boven het recht op vrijheid van vereniging gaat? Dit zou namelijk tot gevolg kunnen hebben dat iedere vereniging die slechts mannen of vrouwen toelaat (denk bijvoorbeeld aan bepaalde studentenverenigingen) niet langer dit onderscheid zouden mogen maken. Zover zal het op grond van deze uitspraak in ieder geval niet gaan. De rechter heeft het belang van non-discriminatie in de onderhavige kwestie zwaarder laten wegen omdat het Vrouwenverdrag specifiek bepaalt dat mannen en vrouwen op gelijke voet aan politieke partijen moeten kunnen deelnemen. De uitspraak is dus voornamelijk van belang voor politieke partijen. Een eventuele (nog op te richten) islamitische partij doet er dus verstandig aan om bij het opstellen van de statuten deze uitspraak in het achterhoofd te houden.

Overigens is nog van belang dat partijen tegen de beide uitspraken in hoger beroep kunnen gaan. Minister Remkes heeft al aangegeven dit te overwegen. De uistpraken van de rechter staan dus nog niet vast.


Sjef Gitmans is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.

Uitspraken SGP lijken met name van belang voor politieke partijen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief