Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Deze week heeft het Europese Hof in Luxemburg een belangrijke 'fiscale' uitspraak gedaan voor bedrijven binnen de EU die buitenlandse dochterondernemingen hebben. Het Hof heeft namelijk bepaald dat in bepaalde gevallen verliezen van dochterbedrijven gevestigd in andere landen van de EU fiscaal aftrekbaar zijn van de winst van het moederbedrijf. Dit kan bedrijven een belastingbesparing opleveren.
In de onderhavige casus wilde het Britse moederconcern van Marks & Spencer de verliezen van buitenlandse vestigingen wegstrepen tegen de (in het binnenland) gemaakte winst. Hierdoor zou Marks & Spencer haar vennootschapsbelasting kunnen drukken. De Britse fiscus accepteerde dat echter niet. Deze verrekening zou wel mogelijk zijn geweest als het verlies door een binnenlandse vestiging was geleden. Reden voor Marks & Spencer om naar de Europese rechter te stappen.
Ten eerste heeft het Hof in de uitspraak aangegeven dat belastingen binnen de EU in principe een nationale kwestie zijn. Het Hof heeft er in de uitspraak echter eveneens op gewezen dat de EU-lidstaten wel het EU-recht dienen te respecteren. En dat doet de Britse fiscus volgens het Hof niet. De Britse regeling is namelijk een beperking van de vrijheid van vestiging. Britse bedrijven kunnen ontmoedigd worden om een vestiging in het buitenland te beginnen omdat het verlies van deze vestiging niet verrekend kan worden met de winst. Het Hof heeft daarom bepaald dat de Britse regeling in beginsel niet toegestaan is en dat verrekening mogelijk moet zijn. Een lidstaat kan echter wel rechtvaardigingsgronden voor de beperking aanvoeren. Het voorkomen dat het verlies zowel in de lidstaat van de moeder als de dochter gebruikt wordt voor verrekening zou zo’n rechtvaardiging kunnen zijn. Indien dus compensatie mogelijk is in het land waar de dochter is gevestigd, zal verrekening met de winst in eigen land niet mogelijk zijn.
In Nederland bestaat een vergelijkbare regeling met de Britse regeling. Het is niet zeker of deze regeling nu ook in strijd is met het Europese recht. Aanvankelijk bestond bij de Nederlandse overheid de vrees dat door de uitspraak van het Hof veel inkomsten uit belasting misgelopen zouden worden. De voorwaarde die het Hof aan de mogelijkheid van verrekening heeft gesteld lijkt de gevolgen echter minder ernstig lijkt te maken. Het is namelijk de vraag in hoeverre (Nederlandse) bedrijven kunnen aantonen dat geen compensatie mogelijk is in het land waar de dochter is gevestigd, wat ondermeer afhankelijk is van de regelgeving in de vestigingsstaat van de dochter. De praktijk zal uiteindelijk moeten uitwijzen wat precies de gevolgen van het oordeel van het Hof zullen zijn.
Sjef Gitmans is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.