Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Een werknemer kan op staande voet worden ontslagen wegens een zogenaamde dringende reden (onder meer de redenen die zijn genoemd in artikel 7:678 BW: diefstal, het opzettelijke beschadigen van eigendommen van de werkgever, het hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke opdrachten en het mishandelen van de werkgever of zijn medewerknemers).
Het ontslag dient onverwijld te worden medegedeeld. Dit betekent niet dat er geen tijd is voor het horen van de werknemer (hetgeen in beginsel altijd moet gebeuren), intern overleg en het inwinnen van juridisch advies. Dit laatste is vaak hard nodig, omdat het niet altijd duidelijk is of een ontslag op staande voet in rechte wel stand zal houden.
Zo zal er goed moeten worden onderzocht of de gebeurtenissen, die aanleiding geven tot ontslag op staande voet, wel bewezen kunnen worden. Soms kan maar een gedeelte van de feiten daadwerkelijk bewezen worden. Of het ontslag op staande voet dan stand houdt, wordt getoetst aan een volgens een maatstaf, die in een recent arrest van de Hoge Raad is bevestigd: als de werkgever verschillende feiten ten grondslag legt aan het ontslag, en een deel van die feiten kan niet worden bewezen, dan wordt het ontslag getoetst aan de feiten die wél kunnen worden bewezen. Dat betekent dat:de bewezen feiten voldoende grond zijn voor het ontslag,de werkgever ook op grond van díe feiten alléén tot ontslag zou zijn overgegaan, endit de werknemer voldoende duidelijk was.
Dit komt er in theorie op neer dat de rechter de bewezen feiten moet destilleren uit het gehele feitencomplex en de bovengenoemde maatstaf hierop los moet laten. In de praktijk is het echter vaak zo dat aangevoerde feiten die niet bewezen kunnen worden, wél het oordeel van de rechter over andere feiten, en dus ook het uiteindelijke oordeel, kunnen “kleuren”.
Hoewel werkgevers vaak de nieging hebben om zoveel mogelijk feiten aan te voeren die bij kunnen dragen aan de rechtvaardiging van het ontslag op staande voet, is het dus maar zeer de vraag of dat verstandig is. Als er zes feiten worden aangedragen waarvan er maar twee kunnen worden bewezen, zal de indruk snel bestaan dat die twee feiten alléén kennelijk voor de werkgever onvoldoende grond waren. De “druppel die de emmer doet overlopen” kan een goede grond voor ontslag op staande voet zijn, maar het risico bestaat dat een rechter zal oordelen dat (een deel van) de aanleiding in het verleden is geweest en dus niet heeft geleid tot “onverwijld” ontslag.
Alle reden dus om de tijd die in de rechtspraak wordt gegung om voorafgaand aan ontslag op staande voet juridisch advies in te winnen (in de regel: niet langer dan een week, afhankelijk van de omstandigheden) goed te gebruiken.
Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.