Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In een eerdere bijdrage berichtten wij over het wetsvoorstel “Werken aan Winst” van het ministerie van Financiën. Dit wetsvoorstel is, op een paar kleine wijzigingen na, inmiddels goedgekeurd door de Tweede Kamer. Momenteel ligt het voorstel bij de Eerste Kamer, die er in haar vergadering van 20 november a.s. over beslist. Zeer waarschijnlijk zal het voorstel binnenkort wet worden en op 1 januari 2007 in werking treden.
In het kort een overzicht van de belangrijkste wijzigingen.
Ten eerste zal het tarief voor de vennootschapsbelasting worden verlaagd van 29.6% naar 25,5%. Verder wordt het MKB-aanvangstarief verlaagd van 24,5% naar 20%, en het belastbaar bedrag waarvoor het aanvangstarief geldt zal tot€ 25.000,- worden verhoogd. Ook wordt een tweede MKB-tarief ingevoerd van 23,5% voor winsten tussen € 25.000,- en € 60.000,-. Verder wordt de dividendbelasting verlaagd van 25% naar 15%.
Naast het verlagen van tarieven, worden twee nieuwe boxen geïntroduceerd: de octrooibox en de groepsrentebox. In de octrooibox worden – kort gezegd – de daadwerkelijke winsten genoten uit zelf ontwikkelde immateriële activa effectief belast tegen een tarief van 10%. Dit moet leiden tot een stimulans van de kenniseconomie door investeringen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.Met de groepsrentebox wordt een gunstig regime voor concernfinanciering geïntroduceerd. De vennootschap die een lening verstrekt aan een andere vennoot-schap binnen het concern, ziet de ontvangen rente straks tegen een tarief van (effectief) 5% belast. Tot nu toe vallen rente-inkomsten, uitzonderingen daargelaten, onder de vennootschapsbelasting.
Ook op het gebied van de deelnemingsvrijstelling verandert een en ander. De deelnemingsvrijstelling houdt in dat inkomsten behaald uit deelnemingen in andere vennootschappen (zoals dividend) onder voorwaarden vrijgesteld zijn van ven-nootschapsbelasting omdat deze voordelen buiten de berekening van het belastbaar bedrag worden gehouden. Eén van de voorwaarden voor vrijstelling is dat de belastingplichtige tenminste een belang van 5% houdt in de vennootschap. Deze eis van 5% wordt nu een “harde” grens, waarbij diverse andere criteria zoals het voorraadcriterium en de niet-ter-beleggingseis, (deels) komen te vervallen danwel terugkeren in aangepaste vorm. Hiervoor in de plaats komt de eis dat voor passieve deelnemingen een onderworpenheidseis gaat gelden van tenminste 10%.
De wetswijzigingen (en dus met name de belastingverlagingen) worden gefinancierd door waarderingsgrondslagen te wijzigen, in die zin dat afschrijvingen op gebouwen, goodwill en bedrijfsmiddelen beperkt worden. Verder wordt de carry back teruggebracht van drie naar één jaar, en wordt de carry forward beperkt van onbepaalde tijd tot negen jaar.
Naast het doel om de lasten voor Nederlandse ondernemers te verlichten, dient de nieuwe wet er ook toe om Nederland aantrekkelijker te maken voor buitenlandse investeerders. De laatste tijd is veelvuldig in het nieuws dat diverse buitenlandse bedrijven hier gevestigd zijn om belastingtechnische redenen (onder andere vanwege de deelnemingsvrijstelling). De meningen hierover zijn, zacht gezegd, verdeeld.
Zo publiceerde de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) onlangs een rapport met de titel “The Netherlands, A Tax Haven?”. De conclusie van SOMO is -kort gezegd- dat de Nederlandse (huidige en toekomstige) belastingwetgeving schadelijk is, omdat het buitenlandse bedrijf op deze wijze minder of geen belasting betaalt in het land van herkomst – waardoor dat land inkomsten misloopt. SOMO wordt (indirect) gesubsidieerd door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking, en richt zich dan ook vooral op de “schade” voor de ontwikkelingslanden.Zo zou het lage tarief in de groepsrentebox (5%) in Nederlands gevestigde ondernemingen ertoe aan kunnen zetten leningen te verstrekken aan hun buitenlandse groepsmaatschappijen tegen een zo hoog mogelijke rente. Die hogere rente kan in het land van de groepsmaatschappij in aftrek worden genomen, met een daling van de belastbare winst aldaar tot gevolg – ziehier de daling van de belastinginkomsten voor dat betreffende land. Tegelijkertijd wordt die hoge rente, die inkomsten vormen voor de Nederlandse onderneming die de lening verstrekt, in Nederland tegen een tarief van slechts 5% belast.Daarnaast zou het Nederlandse systeem louche bedrijven aantrekken en witwaspraktijken in de hand werken. Dit laatste is gezien de zeer uitgebreide toezichtwetgeving die de laatste jaren in ingevoerd in de zakelijke en financiële dienstverlening overigens maar zeer de vraag. Hoe dan ook dient naar de mening van SOMO de Nederlandse belastingwet drastisch gewijzigd te worden. Deze mening is in de afgelopen dagen in diverse Nederlandse kranten verkondigd.
De vraag is of de soep zo heet gegeten moet worden als zij door de criticasters wordt opgediend – los van de vraag of het benutten van wettelijke fiscale voordelen moreel verwerpelijk is.Feit is dat Nederland óók op fiscaal gebied aantrekkelijk is, naast de aantrekkingskracht van ons stabiele politieke en sociale systeem (zeker in vergelijk met ontwikkelingslanden). Bovendien zijn veel van de fiscale voordelen gebaseerd op Europese regelgeving en belastingverdragen die Nederland met andere landen heeft gesloten – waarvan mag worden aangenomen dat de verdragspartner het verdrag vrijwillig heeft gesloten. Dat bepaalde “rotte appels” eveneens gebruik maken van Nederland, is te betreuren maar geen reden om het gehele systeem op de schop te nemen. Om uitwassen te voorkomen dienen wetten opgesteld te worden – voorzover inderdaad blijkt dat de huidige regelgeving onvoldoende is.Verder mag niet vergeten worden dat het Nederlandse “belastingparadijs” goed is voor Nederland. Buitenlandse bedrijven die zich in Nederland vestigen zorgen voor aanzienlijke extra belastinginkomsten en werkgelegenheid. Geschat wordt dat deze sector jaarlijks € 9 miljard oplevert voor de Nederlandse economie waaronder een directe opbrengst voor de schatkist van € 1,7 miljard. Daarnaast worden op deze manier ook Nederlandse bedrijven binnenboord gehouden in plaats van dat ze vertrekken naar landen waar de fiscale voordelen wèl vallen te behalen.
Kortom, het verhaal dient van meerdere kanten bekeken te worden.
Maja Bolè en Dennis Kulk zijn niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.