icon

Opnieuw: leeftijdsdiscriminatie

Discriminatie blijft een belangrijk onderwerp in het arbeidsrecht. Het Hof van Justitie van de EG heeft recent weer uitspraak gedaan in een zaak over leeftijdsdiscriminatie, en wel in de zaak Mangold. Bijzonder in die zaak was dat het niet ging om handelingen van partijen, maar om wetgeving die in strijd met het Gemeenschapsrecht werd bevonden.

Duitsland kent een regeling die lijkt op onze “3 en 3”- regeling, in die zin dat ook in Duitsland een maximum aantal opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd mogelijk is (ook daar drie) in een maximale periode (twee jaar, tegenover onze drie jaar). De Duitse wet kende echter een uitzondering op die bepaling, te weten voor werknemers die bij aanvang van de arbeidsovereenkomst 60 jaar of ouder waren; die leeftijdsgrens was recent verlaagd naar 52 jaar. Achtergrond hiervan is het bevorderen van de werkgelegenheid voor oudere werknemers: de gedachte is dat als de arbeidsverhoudingen met die werknemers flexibeler zijn, het aantrekkelijk wordt oudere werknemers in diens te nemen. De Duitse wet kent ook beperkende regels voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, en ook die regels zouden voor oudere werknemers niet gelden.

De heer Mangold was zo'n oudere werknemer die op grond van genoemde regeling niet na verloop van tijd een vast dienstverband kreeg. Hij vocht de regeling aan voor de nationale rechter, die op zijn beurt prejudiciële vragen stelde aan het Hof van Justitie.

Het Hof oordeelde vervolgens dat de Duitse wetgeving strijdig was met het Gemeenschapsrecht. Van (direct) onderscheid op grond van leeftijd was sprake, en dat onderscheid was alleen gerechtvaardigd als de maatregel passend en noodzakelijk was voor het beoogde doel. Het Hof oordeelde dat dat niet het geval was, mede omdat de regeling geen enkel onderscheid maakte tussen verschillende situaties waarin de oudere werknemers verkeerden (bijvoorbeeld voorafgaand aan het betreffende dienstverband wel of niet langdurig werkloos), waardoor niet was vast te stellen of de regeling objectief noodzakelijk was.

Het Nederlandse recht kent niet een vergelijkbare bepaling voor oudere werknemers. Toch zijn er wel raakvlakken met ons recht. Het is interessant deze uitspraak te leggen naast de overwegingen rond de invoering van de Wet minimum jeugdlonen, waarover ik schreef in een eerdere bijdrage. Daarbij heeft de regering namelijk overwogen dat jeugdlonen (die veelal lager zijn dan “gewone” lonen) een instrument zijn van werkgelegenheidsbeleid, en zo bijdragen aan de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Het onderscheid zou daarom toegelaten zijn. In het licht van de recente uitspraak van het Hof is dat dus maar zeer de vraag.


Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Opnieuw: leeftijdsdiscriminatie

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief