icon

Provider mag “smaad” tijdelijk op website laten staan

Een interessante uitspraak van de Voorzieningenrechter Haarlem, gisteren. Op de website van de v.o.f. A-Group (im- en exporteurs van tweede hands auto’s) wordt een met naam en toenaam genoemde belastinginspecteur o.a. beschuldigd van racisme en corruptie. Dit alles in een bericht onder de titel “Dutch racist tax officer imposes very high and unrealistic tax on our company” (volledig bericht te lezen in de uitspraak). Het bedrijf was verwikkeld in een strijd met de belastingdienst over beweerdelijk niet afgedragen BTW.

De website van A-Group werd gehost door IS Interned Services. De belastingdienst schreef deze provider aan met de sommatie de doorgifte van de website te staken. De provider reageerde met de mededeling dit verzoek “te zullen bestuderen”, maar deed verder vooralsnog niets. De belastingdienst begon daarop het kort geding tegen A-Group én tegen de provider gericht op verwijdering van de mededelingen.

A-Group is in de procedure niet verschenen, waarop verstek is verleend. De Voorzieningenrechter overwoog ten aanzien van A-Group dat
de vrijheid van meningsuiting een zodanig groot goed is dat van de overheid een aanzienlijk incasseringsvermogen mag worden verwacht waar het gaat om publiekelijk gedane kritische uitlatingen. Onder omstandigheden kan echter een grens worden gepasseerd die maakt dat bepaalde uitlatingen als onrechtmatig moeten worden beoordeeld.
Dat was hier volgens de rechter het geval, aangezien voor de beschuldigingen van racisme, corruptie, machtsmisbruik en discriminatie geen feitelijke onderbouwing was gegeven.

Maar had de provider nu ook onmiddellijk na ontvangst van de sommatie van de belastingdienst de site ontoegankelijk moeten maken? “Nee“, zo oordeelt de Voorzieningenrechter terecht. Daarmee geeft de Voorzieningenrechter lucht aan de provider, die in dit soort situaties behoorlijk in de mangel zit.

Artikel 6:196c lid 4 BW bepaalt weliswaar dat een serviceprovider niet aansprakelijk is voor de op zijn servers opgeslagen informatie, zo lang hij niet weet van de onrechtmatige activiteit of informatie die daar te vinden is en dat ook niet redelijkerwijs behoort te weten. Maar het artikel bepaalt óók dat zodra hij wél op de hoogte raakt (of redelijkerwijs behoort te raken) de informatie moet worden verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk gemaakt.
Dat is op zichzelf wel duidelijk en ook wel billijk, maar je zou kunnen denken dat het de provider is die nu moet gaan beslissen wat wel of niet onrechtmatig is. En dat is geen plezierige positie. De provider zit als het ware klem: aan de ene kant heeft hij het contract met zijn klant, op basis waarvan hij diens website in de lucht moet houden. Aan de andere kant staat het slachtoffer van een beweerdelijke onrechtmatige daad (in dit geval de belastingdienst) die de provider wijst op zijn wettelijke plicht onrechtmatige materiaal te verwijderen. Help!

Dit is bij de behandeling van het betreffende wetsartikel echter voorzien en de Voorzieningenrechter wijst daar ook op:
Blijkens de memorie van toelichting is de enkele kennisgeving van een derde omtrent de aanwezigheid van onrechtmatige informatie onvoldoende voor de conclusie dat de serviceprovider weet of redelijkerwijs behoort te weten dat de informatie een onrechtmatig karakter heeft; dat is echter anders wanneer aan de juistheid van de kennisgeving in redelijkheid niet getwijfeld kan worden, zoals wanneer de informatie op de website onmiskenbaar onrechtmatig is.

Welnu, in het gegeven geval was van dat laatste geen sprake. De provider wist niet (en kon ook niet weten) waarop de uitlatingen waren gebaseerd, zodat zij zich geen oordeel omtrent de juistheid of rechtmatigheid ervan kon vormen. Uit de op de zitting getoonde correspondentie blijkt dat de provider wachtte op de ontvangst van een rechterlijk vonnis waarin de uitlatingen op de website van A-Group als onrechtmatig zouden worden beoordeeld. Daarna zouden ze meteen geblokkeerd hebben.

De uitkomst is dan ook dat A-Group wordt veroordeeld de tekst van het web te halen, op straffe van een dwangsom van 1.000 Euro voor iedere dag dat ze dat niet doet. Tot verbeurte van die dwangsommen zal het echter wel niet komen, omdat de provider, nu zij een duidelijk vonnis heeft waarin staat dat de uiting onrechtmatig is, de website overeenkomstige haar vaste beleid zal blokkeren. De Voorzieningen-rechter vat het perfect samen in de overweging:
De Staat der Nederlanden had derhalve kunnen volstaan met het instellen van een vordering jegens A-Group.” De vordering tegen de provider wordt dan ook afgewezen, met veroordeling van de Staat in de kosten.
Een alleszins bevredigende uitspraak.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Provider mag “smaad” tijdelijk op website laten staan

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief