icon

Bestuurlijke lus: kortere procedures ?

De juridisch-planologische procedures die nodig zijn om een project mogelijk te maken, kunnen jaren in beslag nemen. Een belangrijke oorzaak van ellenlange procedures is dat het Nederlandse bestuursrecht niet bijzonder sterk is in definitieve geschillenbeslechting. Als een besluit door de rechter wordt vernietigd, ligt dat negen van de tien keren niet aan een inhoudelijk gebrek maar aan een motiveringsgebrek. En, de rechter geeft in de regel aan hoe het niet moet, zonder daarbij te vermelden hoe het dan wel moet.

Een voorbeeld: de gemeente verleent een bouwvergunning en vrijstelling voor een nieuw bedrijventerrein. Daartegen ingediende bewaren worden ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart ook het ingestelde beroep ongegrond. In hoger beroep vernietigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit omdat onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van het besluit voor luchtkwaliteit.

In de praktijk leidt een dergelijke vernietiging vaak tot het volgende: het bestuursorgaan likt zijn wonden en brengt het besluit opnieuw in procedure, dit keer voorzien van een nieuw onderzoek luchtkwaliteit. Het uiteindelijke resultaat is dus vaak dat hetzelfde besluit alsnog in werking treedt, zij het met enkele jaren vertraging, en het bedrijventerrein alsnog wordt gerealiseerd.

Het spreekt voor zich dat projectontwikkelaars en gemeenten er belang bij hebben om dergelijke vertragingen te voorkomen. Ook bezwaarmakers hebben echter belang bij een finale geschillenbeslechting. De eerste overwinning bij de bestuursrechter blijkt immers een pyrrusoverwinning als de woonwijk enkele jaren later alsnog wordt gebouwd.

Om een finale geschillenbeslechting in het bestuursrecht te bevorderen is dit voorjaar het wetsvoorstel Vermeij, Koopmans, Neppérus (bestuurlijke lus) ingediend. Deze wet maakt het voor bestuursorganen mogelijk om een gebrek in een besluit tijdens de beroepsprocedure te herstellen. Dit is mogelijk gemaakt door de mogelijkheid van een tussenvonnis te introduceren. In het tussenvonnis wordt het geschil op onderdelen beslist, waarbij kan worden vastgesteld dat het besluit op onderdelen in strijd is met het recht. Om in het bovengenoemde voorbeeld te blijven: in het tussenvonnis zou kunnen worden bepaald dat onvoldoende onderzocht wat de gevolgen zijn van het nieuwe bedrijventerrein de luchtkwaliteit en dat het besluit voor het overige rechtmatig is.

Het tussenvonnis moet zoveel mogelijk vermelden op welke wijze het gebrek kan worden hersteld. Het bestuursorgaan kan vervolgens bepalen of het een vervangend besluit wil nemen om het gebrek te herstellen. Als het daarvoor kiest, krijgt het een termijn om een vervangend besluit te nemen. De rechtbank laat vervolgens zo spoedig mogelijk aan de partijen in het geschil weten op welke wijze het gebrek is hersteld. Partijen krijgen daarbij de gelegenheid om zienswijzen in te dienen over het hernieuwde besluit. Uiteindelijk volgt een eindvonnis. Indien het bestuursorgaan het gebrek op correcte wijze heeft hersteld, zal het beroep in het eindvonnis ongegrond moeten worden verklaard.

Naar mijn mening is het voor alle actoren in de ruimtelijke ordening, zowel voorstanders als tegenstanders van projecten, te hopen dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk wordt aangenomen. Er lijkt hiervoor in elk geval voldoende bestuurlijk draagvlak te bestaan: op 4 juli jl. heeft de ministerraad een vergelijkbar wetsvoorstel, specifiek voor infrastructurele projecten, verzonden aan de Tweede Kamer.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Bestuurlijke lus: kortere procedures ?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief