Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
In de kranten is het al breed uitgemeten, maar nu is ook in de vakbladen de uitspraak gepubliceerd over de wielrenner Michael Rasmussen. Voor bij wie de feiten wat zijn weggezakt: in juni 2007 ontstond commotie omtrent Rasmussen omdat hij naar eigen zeggen in Mexico aan het trainen was, terwijl een journalist hem op hetzelfde moment in Italië zag. Hij was daar met de ploeg van de Rabobank aan het trainen.
Professionele wielrenners moeten in verband met dopingcontroles steeds zeggen waar ze zijn. De internationale wielrenunie gaf Rasmussen op 29 juni 2007 een officiële waarschuwing; op 30 juni 2007 zette de Deense Wielerbond hem uit de nationale ploeg, en op 26 juli 2007 – tijdens de Tour de France – ontsloeg de Rabobank hem op staande voet. Op dat moment reed hij al elf dagen in de gele trui, en hij zou naar verwachting de Tour ook hebben gewonnen als hij er niet uit was gezet.
Deze zaak is een haast klassiek voorbeeld van hoe een werkgever in de fout kan gaan bij ontslag op staande voet, door dit niet onverwijld te geven. De Rabobank wist in juni al dat Rasmussen een onjuiste opgave van zijn verblijfplaats had gedaan, maar ontsloeg hem – om die reden – pas een dikke maand later. Niet onverwijld, en de rechter vernietigde het ontslag op staande voet dus. Rasmussen kreeg daarmee achterstallig loon toegewezen en een schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag.
Of het laatste woord hiermee gezegd is, is echter de vraag. Rasmussen had niet alleen een vordering ingesteld tot vernietiging van het ontslag op staande voet, maar ook een vordering op grond van kennelijk onredelijk ontslag, wat hem – bij toewijzing – aanspraak zou geven op een schadevergoeding die aanzienlijk kan zijn. Die vordering is door de rechter afgewezen. Zijn motivering is op zich helder: het is primair de verantwoordelijkheid van de wielrenner zelf om zich aan dopingcontroles te onderwerpen en de regels op dat vlak na te leven. Om die reden, zo stelt de rechter, was het ontslag op zich terecht. De rechter overweegt echter ook met zoveel woorden dat de Rabobank “een niet of nauwelijks serieus te nemen controle op de naleving van de antidopingmaatregel heeft uitgeoefend”. Die overweging is interessant, omdat het juist het niet naleven van de antidopingmaatregel is die de grondslag voor het ontslag vormde. Dat Rasmussen die maatregel heeft overtreden lijkt vast te staan, maar daar gaat het in deze zaak niet over. De vraag is of de Rabobank die maatregel als grond voor ontslag mocht gebruiken als zij op die maatregel zelf niet of niet serieus toezicht hield. Hoe belangrijk was die maatregel dan in de verhouding werkgever – werknemer?
Naar verluidt is Rasmussen in appèl gekomen tegen het vonnis. Veel lijkt hij daarbij niet te verliezen te hebben: de kans dat het ontslag op staande voet in hoger beroep wel stand zou houden lijkt uitermate klein. Voor de rest van de vordering zou dat wel eens heel anders kunnen liggen. Het is dan ook niet goed begrijpelijk – anders dan uit publicitaire overwegingen – dat de Rabobank in reactie op de uitspraak stelde dat zij voor wat het belangrijkste onderdeel betreft gelijk had gekregen. Dat valt nogal te bezien.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.