icon

Kleine café's en het rookverbod (2)

Eerder schreef ik al over het rookverbod in de horeca. Hier zal ik ingaan op de wettelijk basis: welke is dat, en hoe stevig is die?

Het rookverbod in de horeca is gebaseerd op afdeling 5 van de Tabakswet. Artikel 10 daarvan bepaalt dat werknemers en bezoekers van publieke gebouwen dienen te worden gevrijwaard van overlast van tabaksrook. Dit gebod wordt in de volgende artikelen uitgebreid tot gebouwen bestemd voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs. Ook valt het personenvervoer hieronder.

Ten slotte bepaalt artikel 11a lid 4 dat het gebod van artikel 10 door de Minister kan worden uitgebreid tot andere lokaliteiten die voor het publiek toegankelijk zijn. Daar valt dus ook de horeca onder. Het lijkt er dus op dat het rookverbod dus goed gefundeerd is. Is dat ook zo?

Op die fundering is wel wat aan te merken. Een opmerking vooraf daarbij: het gaat mij met name om de eenmanszaken, dus zonder werknemers. Zijn er wel werknemers, dan komt er nog een ander probleem bij, te weten dat werknemers recht hebben op werk in een rookvrije omgeving. De eenmanszaak dus:

Allereerst valt op dat alle plaatsen waar al eerder een rookverbod gold, plaatsen zijn waar het publiek komt om een min of meer noodzakelijk product af te nemen (vervoer, gezondheidszorg, publieke diensten, sportgelegenheid, manifestatie van cultuur). Voor wat betreft die locaties is het dus logisch dat daar een algemeen rookverbod wordt ingesteld.

Dat gaat echter wellicht niet op voor de horeca in het algemeen, nog minder voor kroegen en nog minder voor de eenmanszaken daaronder. De horecabezoeker neemt weliswaar iets af, namelijk de gelegenheid tot het al dan niet tezamen met anderen nuttigen van eten en drinken in een bepaalde entourage; m.a.w.: gezelligheid; het is echter niet zo dat de niet-rokende gezelligheidszoeker in deze behoefte per definitie wordt geschaad bij gebreke van een algemeen rookverbod in de horeca. Er is immers veel meer horeca dan dat er publieke vervoerders, belastingdiensten, schouwburgen, etc. zijn. Dat er bij een optioneel rookverbod (of bij uitzondering van bepaalde categorieën) geen rookvrije gelegenheden zullen overblijven, is maar de vraag. Bovendien kan men zich afvragen of de noodzaak daartoe even klemmend is.

Ten tweede heeft de wetgever het roken uitdrukkelijk niet willen verbieden in ruimten waar de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geldt. Dat de horeca daaronder niet zou vallen is niet evident. Zo zijn horecagelegenheden volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens plaatsen waar “men zich onbespied mag wanen” en dus bijvoorbeeld niet zomaar door anderen mag worden gefotografeerd. Wat dat betreft wordt de persoonlijke levenssfeer daar gewaarborgd, en zou ook om die reden het rookverbod hier wel eens te ver kunnen gaan.

Al met al lijkt dus het standpunt te verdedigen de Minister zich vanuit de systematiek van de Tabakswet op glad ijs bevindt door het roken ook in eenmans-horecazaken geheel te verbieden. Het is daarom niet uitgesloten dat de rechter in de toekomst zal oordelen dat de Minister ten aanzien van eenmanszaken zijn bevoegdheid te buiten is gegaan.


Koen van den Berg is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Kleine café's en het rookverbod (2)

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief