Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 1 juli 2004 is Afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht in werking getreden, waarin het verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen is geregeld. Er is inmiddels enige ervaring opgedaan en de bestuursrechter heeft zich in een aantal gevallen over de betrokken bepalingen uitgelaten.
De genoemde afdeling begint heel optimistisch met de bepaling dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden. Deze ruimte wordt weer ingeperkt door het voorschrift dat de bepalingen in de afdeling in acht moeten worden genomen. In een van deze bepalingen staat dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden, voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Dus dan zijn we weer terug bij af: er is uitsluitend elektronisch verkeer mogelijk, indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat het mogelijk is.
In de rechtspraak is een aantal maal aan de orde geweest, wanneer nu kan worden aangenomen dat een bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat de elektronische weg mogelijk is. Inmiddels staat vast dat een website, waarop via het aanklikken van de contact-button een mailbericht kan worden verzonden, daarvoor niet voldoende is.
Een bestendige bestuurlijke praktijk waarbij bijvoorbeeld verzoeken op grond van de Wet openbaar van bestuur (Wob) reeds vele malen via de elektronische weg zijn ingediend en hierop is besloten, zouden volgens de Afdeling bestuursrechtspraak grond bieden voor het oordeel dat kenbaar is gemaakt dat de elektronische weg voor dergelijke verzoeken is geopend (ABRvS 29 april 2008).
In de meer recente uitspraak van 3 december 2008 lijkt de Afdeling bestuursrechtspraak een stapje terug te doen. Een bericht kan slechts langs elektronische weg bij een bestuursorgaan worden ingediend, indien voldoende duidelijk is dat deze weg voor de desbetreffende berichtencategorie is opengesteld. (ABRvS 3 december 2008). Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak betekent dit, dat indien door een overheidsorgaan op een website ruimte is geboden voor het stellen van publieksvragen, hiermee nog niet is gezegd dat een verzoek op grond van de Wob via de website kan worden in gediend. Reden hiervoor is dat een verzoek op grond van de Wob niet met name is genoemd. Terwijl een verzoek op grond van de Wob eigenlijk niet meer is dan een in de wet geregelde publieksvraag.
Het opmerkelijke resultaat is dat een verzoek op grond van de Wob wel mondeling kan, want daarin voorziet de Wob, maar niet per mail, tenzij dit expliciet is aangegeven.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.