icon

Serie zekerheidsrechten; deel 1: pandrecht op roerende zaken

Op de weblog zijn inmiddels diverse crediteurenbeschermingsmiddelen besproken, zoals het retentierecht, eigendomsvoorbehoud en het recht van reclame. Ik zal in er deze weblog wederom één bespreken, namelijk het pandrecht op roerende zaken, dat net als hypotheek een zogenaamd zekerheidsrecht is.

Een pandrecht geeft een verhaalsrecht op het goed dat door het pandrecht wordt bezwaard. Een voorbeeld hiervan is dat van een investeerder die ter zekerheid van een geldlening aan een winkelier een pandrecht vestigt op de inventaris van de winkelier. Op deze wijze kan de investeerder zijn vordering (geldlening) verhalen op de inventaris van de winkelier zodra de winkelier in gebreke blijft bij de aflossing van de geldlening.

Het pandrecht kent de volgende vereisten voor totstandkoming (ook wel vestiging genoemd):

Geldige titel – Hieronder wordt verstaan de rechtsgrond die aan de verpanding ten grondslag ligt en haar rechtvaardigt. Een geldige titel voor verpanding zal over het algemeen voortvloeien uit een overeenkomst die strekt tot verpanding, zoals de hierboven genoemde geldlening.

Beschikkingsbevoegdheid van de pandgever – Een pandgever (degene die pandrecht op zijn goed verleent) is niet beschikkingsbevoegd indien hij geen eigenaar van de te verpanden zaak was.

Vestigingshandeling – Een pandrecht op een roerende zaak kan op twee manieren worden gevestigd. 1. Door de te verpanden zaak in de macht van de pandhouder te brengen. 2. Een pandrecht kan tevens gevestigd worden bij authentieke akte of geregistreerde onderhandse akte, zonder dat de zaak in de macht van de pandhouder wordt gebracht.

Het pandrecht dat wordt gevestigd op de manier zoals hierboven beschreven onder 1, wordt een vuistpandrecht genoemd. Vereist is dat de te verpanden zaak in de macht van de pandhouder of een door de pandhouder aangewezen derde wordt gebracht. De vuistpandhouder is geen bezitter van de zaak, maar houder van de verpande zaak. De pandgever blijft -ook tijdens de verpanding – bezitter en eigenaar van de zaak.

Indien het pandrecht wordt gevestigd op de manier zoals beschreven onder 2, dan spreekt men van een stil pandrecht. Aangezien de uiterlijke kentekenen ontbreken dat de zaak verpand is, wordt er gesproken van een stil pandrecht. De pandgever blijft de feitelijke macht over de verpande zaak houden. Het stille pandrecht wordt bij een authentieke (door de notaris opgemaakte) akte of een geregistreerde onderhandse akte gevestigd. Voor registratie dient de onderhandse akte aangeboden te worden bij de afdeling Registratie van een belastingkantoor.

De pandhouder heeft twee belangrijke rechten:

Recht van parate executie – Indien de pandgever in verzuim is met zijn betalingsverplichtingen, kan de pandhouder het goed executeren zonder dat hij daartoe een executoriale titel nodig heeft.

Separatist bij faillissement – Wanneer de pandgever faililet gaat, kan de pandhouder zijn pandrecht uitoefenen, als ware er geen faillissement. Deze bevoegdheid geeft de pandhouder over het algemeen een bevoorrechte positie ten opzichte van de overige schuldeisers in het faillissement.

Het pandrecht gaat teniet wanneer middels overeenkomst afstand wordt gedaan van het pandrecht; een schriftelijke verklaring van de pandhouder is daarvoor vereist. Tevens gaat het pandrecht teniet door uitoefening van de executiebevoegdheid, of in het geval van een vuistpand, doordat de zaak weer in de macht van de pandgever raakt.


Tristan Vos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Serie zekerheidsrechten; deel 1: pandrecht op roerende zaken

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief