icon

De Hoge Raad heeft gesproken in de effectenlease-zaken van Dexia e.a.

Jongstleden vrijdag was het eindelijk zover: de Hoge Raad heeft de eerste drie uitspraken gedaan over de afwikkeling van geldige effectenlease-contracten. Naar deze uitspraken werd reikhalzend uitgekeken, sinds in het jaar 2002 onenigheid was ontstaan over honderdduizenden van zulke contracten, en vele duizenden processen waren aangespannen. De zogeheten Duisenberg-regeling had wel de meeste geschillen tussen de Dexia Bank en haar klanten beëindigd maar zoals wij eerder berichtten, hebben 24.700 teleurgestelde klanten die regeling afgewezen en besloten door te procederen.

Voor zover nu valt te overzien, hebben die “aanhouders” royaal gewonnen. De Duisenberg-regeling ging ervan uit dat alleen een schuld die overbleef na het aflopen of afbreken van de “lease” in aanmerking kon komen voor kwijtschelding. Bovendien werden daarbij veel gevallen uitgesloten van kwijtschelding of werd de kwijtschelding beperkt tot 10%, omdat de klant zelf had gekozen voor het staken van de termijnbetalingen. Circa 110.000 van de 300.000 Dexia-klanten konden onder die regeling tweederde van hun restschuld kwijtgescholden krijgen.

Vorig jaar al deed de Hoge Raad uitspraak over het geval dat een echtgenoot niet had meegetekend voor zo’n koop van aandelen met gespreide betaling. Als dan de echtgenoot binnen 3 jaar geprotesteerd had, was de koop nietig en moesten alle betalingen over en weer terugbetaald worden.

In de overige voortgezette procedures moe(s)t in principe elk geval individueel beoordeeld worden. Maar gelukkig heeft de Hoge Raad de moeite genomen, duidelijke richtlijnen op te stellen voor het beoordelen van vrijwel alle juridische kwesties die zijn gerezen. In twee zaken is nu het laatste woord gesproken: in de zaak tegen Levob Bank waarin het ging over “Het Levob Hefboomeffect”, en in de zaak tegen Aegon Bank waarin het ging over contracten met de naam “Sprintplan”. In de derde zaak ging het over de koop op afbetaling van ‘Legio AEX-plus Certificaten’, aangeboden als “KoersExtra” door Dexia Bank (voorheen Bank Labouchere en Legio-Lease). Dexia had de zaak aangespannen tegen een klant die in 2002 was opgehouden € 22,69 (fl. 50,-) per maand te betalen. Volgens het contract moest de klant dit nog 18 jaar blijven betalen, om eigenaar te worden van AEX-certificaten die in april 2000 ruim € 2.000 waard waren, maar enkele jaren later nog maar de helft. Volgens de Duisenberg-regeling had de klant geen aanspraak op kwijtschelding, en de Kantonrechter had hem veroordeeld de hele restschuld, die overbleef na verkoop van de certificaten, te betalen. In hoger beroep was die veroordeling teruggebracht tot 20% van de restschuld, nadat het Gerechtshof had geconcludeerd dat Dexia deze klant (die in de bijstand liep) had moeten afraden het contract aan te gaan. Het Hof kwam tot dat percentage door eerst te oordelen dat de klant het voor de helft aan zichzelf te wijten had dat hij met een schuld bleef zitten, en vervolgens gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid om de schade toch anders te verdelen, “omdat de billijkheid dit eist”.

De Hoge Raad pakt dit Dexia-geval principiëler aan. Als Dexia de klant uitdrukkelijk had afgeraden, het contract aan te gaan, was die er waarschijnlijk helemaal niet aan begonnen. Daarom zijn ook de termijnen die hij wel betaald heeft onderdeel van zijn schade. En de bank had als deskundige, die effectenlease-producten aan het grote publiek aanbood, twee belangrijke “zorgplichten”. Ten eerste moest zij “in duidelijke en niet mis te verstane bewoordingen” ervoor waarschuwen, dat de klant bij tussentijdse beëindiging met een forse restschuld kon blijven zitten. Ten tweede behoorde zij ertegen te waken dat haar klanten financiële verplichtingen zouden aangaan die hun in de toekomst misschien te zwaar zouden vallen. Omdat deze plichten van de bank er nu juist toe dienen, een onervaren leek te beschermen tegen de gevaren van lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht, weegt de tekortkoming van de bank zwaarder dan het verwijt dat de klant niet goed nagedacht heeft of de brochure niet goed gelezen heeft. Als uitgangspunt dient daarom 60% van de schade door de bank vergoed te worden. In een individueel geval kan dit percentage dan nog bijgesteld worden op grond van “billijkheid”, maar dat zal niet snel nodig zijn, omdat Dexia ook 60% van de betaalde termijnen moet teruggeven. In het geval waarover de Hoge Raad nu besliste kwam de veroordeling van het Hof (20% van de restschuld) ongeveer op hetzelfde neer als het saldo dat volgens de formule van Hoge Raad uiteindelijk nog betaald moest worden.

Deze berekening van de schadevergoeding geldt in principe voor alle gevallen waarin de aanbieder van effectenlease de klant had moeten adviseren, het contract niet aan te gaan. Alleen wanneer de effectenlease voor de klant wel verantwoord was, zullen de reeds betaalde termijnen voor zijn rekening gelaten moeten worden. Van de restschuld zal de klant in principe steeds maar 40% hoeven te betalen, omdat de aanbieders daarvoor niet indringend gewaarschuwd hebben.

Heel veel zaken zullen nu geschikt kunnen worden. Als er toch nog nieuwe uitspraken van de rechter nodig zijn, zult u daar wel weer van horen.


George Offerhaus is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
De Hoge Raad heeft gesproken in de effectenlease-zaken van Dexia e.a.

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief