Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
eerder schreven wij al over de zogenaamde XYZ formule die drie gerechtshoven gebruiken om de hoogte van de schadevergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag te berekenen. Een werknemer kan een kennelijk onredelijk ontslag procedure starten als zijn arbeidsovereenkomst is opgezegd door de werkgever, meestal met een vergunning daartoe van het UWV, om een in de ogen van de werknemer onjuiste reden en / of zonder dat hem een (voldoende) ontbindingsvergoeding is geboden. De werknemer vraagt in die procedure alsnog een vergoeding aan de werkgever.
De XYZ formule die de gerechtshoven toepassen om die vergoeding vast te stellen is in feite een variant op de alom bekende kantonrechtersformule, toegepast bij ontbindingen, dwz beëindiging van arbeidsrelaties door een rechter.De correctiefactor – Z – is in deze variant echter standaard 0,5. Afhankelijk van de situatie kan deze factor uiteraard, net als bij ontbindingen, op een ander bedrag worden vastgesteld.De vergoeding na een kennelijk onredelijk ontslag komt dan dus gewoonlijk uit op de helft van wat bij een ontbinding zou zijn toegekend. Om het overzichtelijk te houden gaan de hoven die deze formule toepassen echter uit van de oude (dwz de tot en met 2008 toegepaste) kantonrechtersformule, die meestal tot een hogere vergoeding leidde dan de huidige.Er zijn in Nederland vijf gerechtshoven, en zij zijn het onderling niet eens over deze formule. Het gerechtshof Den Haag heeft bijvoorbeeld een eigen formule die neer komt op 70% van de neutrale kantonrechtersformule.
De Hoge Raad zal hopelijk binnenkort een einde maken aan deze rechtsonzekerheid.Een werkgever heeft onlangs cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het Haagse Hof had kennelijk onredelijk ontslag vastgesteld en de werknemer een vergoeding toegekend die was berekend door 30% van de neutrale kantonrechtersformule af te trekken.
Onlangs heeft de advocaat generaal, mr. Spier, in deze zaak zijn conclusie geschreven. Hij constateert dat de hoofdvraag is of de kantonrechtersformule, al dan niet met 30% of 50% korting, richtsnoer kan of mag zijn in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Daarbij neemt hij meerder aspecten in overweging.
Na het politieke aspect, dat zeker interessant is maar ik in het kader van deze blog niet zal bespreken, komt hij aan de vraag waarom er een verschil in vergoeding moet bestaan tussen een ontbindingsprocedure en een kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Werkgevers vragen meestal een ontslagvergunning aan het UWV omdat dat goedkoper is dan het vragen van een ontbinding. Spier acht het echter onredelijk om daarom de kennelijk onredelijk ontslagvergoeding te verlagen. In feite is een ontslagvergunning onterecht verleend als het ontslag daarna kennelijk onredelijk wordt geoordeeld. Had de werkgever dat van te voren geweten, dan had hij ontbinding via de kantonrechter gevraagd en had hij een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule moeten betalen. Spier acht het daarom niet onredelijk dat de werkgever ook bij een kennelijk onredelijk ontslag een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule moet betalen.
Een argument waarom de kennelijk onredelijk ontslagvergoeding niet gelijk zou kunnen zijn aan de vergoeding bij een ontbindingsprocedure is omdat het in de eerst genoemde gaat om een schadevergoeding en in de tweede om een vergoeding “naar billijkheid”. De schadevergoeding moet, zo stelt de AG, door de rechter echter ook naar billijkheid worden vastgesteld. Daarmee constateert Spier dat een rechter in beide situaties op eenzelfde bedrag uit zou moeten komen. De schade die de werknemer lijdt is in feite het verschil tussen de situatie dat zijn arbeidsovereenkomst via een ontbindingsprocedure was beëindigd en de situatie waarin hij zich nu bevindt.Spier concludeert dat bij kennelijk onredelijk ontslag de werknemer een vergoeding moet krijgen op grond van de kantonrechtersformule, zonder aftrek van 30 of 50%.
Ik concludeer dat er hiermee nog een standpunt is bijgekomen ten aanzien van het vraagstuk hoe de kennelijk onredelijk ontslagvergoeding moet worden berekend. Hopelijk schept de Hoge Raad, uitspraak staat nu voor 13 november 2009, duidelijkheid.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.