Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Onlangs schreef ik over een kantonrechter die zich uitliet over een zieke werknemer en de doorbetaling van zijn loon bij opzet of schuld. Recent heeft de Amsterdamse kantonrechter zich mogen buigen over een andere “ziekteproblematiek”; het vermoeden van de werkgever dat de werknemer helemaal niet ziek is.
Een medewerkster huishoudelijke dienst van een hotel valt ziek uit wegens zwangerschapsgerelateerde klachten. Na de bevalling meldt ze ernstige psychische klachten. De werkgever biedt haar een re-integratietraject met licht en eenvoudig aangepast werk.De vrouw stelt dit werk niet aan te kunnen. Tijdens een gesprek met de werkgever doet de werkneemster voorkomen alsof zij amper op haar benen kan staan, zij wordt zwaar ondersteund door haar man en/of broer. Zij praat niet en kan zij geen hand geven. De werkgever vertrouwt het niet en vraagt een deskundigenoordeel bij het UWV. De deskundige prikt inderdaad door het verhaal van de werkneemster heen – zij zat er tijdens een bezoek aan het UWV apathisch bij en had voorts haar tong half uit de mond hangen.Bij monde van haar echtgenoot volhardt de vrouw: hij houdt vol dat zijn vrouw wel degelijk ziek is, dat zij nog steeds niet voor hun kinderen kan zorgen of hen naar de opvang/school kan brengen en derhalve nog niet in staat is tot het verrichten van de aangepaste werkzaamheden. Op een volgende oproep van de werkgever om te verschijnen, komt de werkneemster wederom niet opdagen, waarop de werkgever het loon opschort.De werkgever beschikt dan inmiddels over verklaringen van vier collega’s waaruit blijkt dat de werkneemster zich buiten het hotel normaal voortbeweegt, haar kinderen wegbrengt, op straat loopt en zelfstandig naar afspraken gaat. Deze bevindingen zijn bevestigd door een door de werkgever ingehuurd detectivebureau.Voor een gesprek waarin de werkneemster hierop kan reageren verschijnt zij (uiteraard) niet en de werkgever vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan bij de kantonrechter. Tevens vraagt het hotel om vergoeding van de vrouw van de kosten van het onderzoek door het detectivebureau, € 8.000,–.
Allereerst verwerpt de kantonrechter het verweer van de werkneemster dat het onderzoeksrap-port van het recherchebureau niet tot bewijs kan dienen. Conform de min of meer algemeen heersende leer oordeelt de kantonrechter dat een onderzoek als dit – alleen in de openbare ruimte en zonder interviews etc – onder de gegeven omstandigheden geen onaanvaardbare inbreuk op de privacy van de werkneemster oplevert, en daarmee niet in strijd is met goed werkgeverschap.Verder stelt de kantonrechter vast dat de werkneemster geen (medische) verklaring kan geven voor het verschil in gedragingen binnen en buiten het hotel en dat zij daarom in staat moet worden geacht de in het kader van de re-integratie aanboden passende werkzaamheden te verrichten. Haar weigering aan het werk te gaan is grond voor ontbinding van de arbeidsover-eenkomst zonder vergoeding.De kosten van het onderzoeksbureau blijven evenwel voor de werkgever. De kantonrechter oordeelt daaromtrent deze kosten wellicht niet nodig waren geweest: de werkgever had de werkneemster eerst met de verklaringen van werknemers kunnen confronteren.
Kissiwah Mireku is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.