Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
Marianne Thieme zal er niet blij mee zijn: volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn dieren geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 januari 2010.
In deze zaak komen appellanten op tegen een besluit tot het verlenen van een milieuvergunning voor een aardgascompressorstation. Kennelijk een inrichting die veel lawaai maakt. Appellanten hebben bezwaar tegen de komst van deze inrichting vanwege hun vee dat wordt geweid in de percelen rondom de inrichting.
Op grond van de Wet geluidhinder moet de inrichting kunnen voldoen aan de grenswaarden die gelden voor eventuele geluidsgevoelige objecten binnen de voor deze inrichting geldende geluidzone. Aan de orde komt dus de vraag of de grazende dieren kunnen worden aangemerkt als “geluidgevoelige objecten” in de zin van de Wet geluidhinder.
De Afdeling oordeelt dat dit niet het geval is: met de Wet geluidhinder is, voor zover het gaat om het langetijdgemiddeld beoordelingsniveau, een uitputtende regeling beoogd ten aanzien van geluidgevoelige objecten waaraan bescherming toekomt tegen geluidhinder. Met andere woorden: in de wet is uitputtend opgesomd welke objecten geluidgevoelig zijn. Een woning en een ziekenhuis zijn dat wel, een weide waar dieren lopen is dat niet.
Heel gek is de gedachte van appellanten, dat dieren geluidgevoelige objecten kunnen zijn, overigens niet. Bij mijn weten hebben de meeste dieren oren. De Afdeling lijkt het begrip “geluidgevoelig” de laatste jaren bovendien steeds ruimer op te vatten. Zo oordeelt de Afdeling in een uitspraak van 2 september 2009 dat ook een kantoorgebouw geluidgevoelig is, omdat zich in een kantoorgebouw gedurende een groot deel van de dag mensen bevinden. Het gaat daarbij echter om het begrip “geluidgevoelig” in de zin van de Wet milieubeheer. In die wet is, in tegenstelling tot de Wet geluidhinder, geen limitatieve opsomming opgenomen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.