icon

Stringente eisen aan tijdelijke ontheffing

In het verleden gebeurde het wel een dat middels een tijdelijke vrijstelling (artikel 17 WRO, oud) een (uiteindelijk) permanent bouwwerk werd gerealiseerd. In eerste instantie voor een tijdelijke voorziening en later werd dit dan voor de lange duur gelegaliseerd middels een permanente vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan, als die legalisering er al kwam. In de jurisprudentie zijn in de loop der tijd de eisen aan het verlenen van een tijdelijke vrijstelling aangescherpt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over artikel 17 WRO dienen concrete objectieve gegevens voorhanden te zijn op grond waarvan kan worden aangenomen dat een bouwwerk, werk of gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven.

De wetgever heeft in de nieuwe Wro de eisen voor tijdelijke bouwwerken verder aangescherpt. Voor de toepassing van artikel 3.22 Wro moet het bouwwerk zelf niet alleen tijdelijk zijn, moet er sprake zijn van een tijdelijke behoefte aan de voorziening.

In die lijn heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in zijn uitspraak van 17 maart 2010 overwogen dat de tijdelijke ontheffing niet is bedoeld voor tijdelijk noodzakelijke besluitvorming. Ten behoeve van de uitbreiding van een school was een tijdelijke ontheffing verleend. De ontheffing was tijdelijk nodig in afwachting van vaststelling van een uitwerkingsplan waarin het permanente schoolgebouw kon worden ingepast. Dit mocht dus niet. Dit uiteindelijk permanente schoolgebouw kon niet op een lijn gesteld worden met een noodlokaal dat als voorbeeld geldt voor de toepassing van artikel 3.22: een gebouw dat naar zijn aard tijdelijk is en wordt geplaatst in afwachting van huisvesting elders.

In een andere uitspraak, eveneens van 17 maart jl. oordeelde de Afdeling dat is vereist is dat aannemelijk is dat de behoefte waarvoor de tijdelijke ontheffing wordt verleend niet langer dan vijf jaar zal bestaan. De behoefte moet dus niet alleen tijdelijk zijn, maar is aan de termijn van vijf jaar gebonden om toepassing te mogen geven aan artikel 3:22 Wro. Ook in deze zaak ging het om een schoolgebouw. Men wilde een tijdelijk schoolgebouw bouwen in afwachting van de oplevering van een permanent school In beroep was de ontheffing vernietigd, omdat onvoldoende duidelijkheid bestond over de locatie van de permanente school. Er waren uitsluitend intenties om het nieuwe schoolgebouw binnen vijf jaar te betrekken, maar concrete plannen waren er nog niet. Toen de Afdeling in hoger beroep oordeelde was er inmiddels een bestemmingsplan ter inzage gelegd ten behoeve van de permanente school. De Afdeling vond dat het nu wel voldoende aannemelijk was dat de behoefte voor een tijdelijk schoolgebouw maar vijf jaar aanwezig was en liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.


Annejet Lamme is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Stringente eisen aan tijdelijke ontheffing

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief