Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
In een eerdere bijdrage over het Europese Betalingsbevel (EBB) hebben wij uitgelegd hoe door middel van dit instrument onbetwiste geldvorderingen in burgerlijke- en handelszaken op snelle en eenvoudige wijze kunnen worden geïnd in de lidstaat van de debiteur.
Wij gaven toen aan dat ondanks dat de Nederlandse uitvoeringswet nog niet in werking was getreden, de Europese crediteuren toch al gebruik konden maken van de procedure. Europese verordeningen hebben namelijk volgens Europees recht directe werking, waardoor de Verordening voor de EBB-procedure op 12 december 2008 is gaan gelden.De uitvoeringswet bij de verordening is uiteindelijk op 10 juni 2009 in werking getreden. Ten tijde van het indienen van het wetsvoorstel voor de uitvoeringswet was voor de wetgever niet duidelijk of de verordening het toestond de indiening van EBB-verzoeken te concentreren bij een bepaalde rechterlijke instantie. De Raad voor de Rechtspraak heeft – in afwachting van een duidelijk antwoord op deze vraag – in de tussentijd besloten om de Rechtbank 's-Gravenhage aan te wijzen voor de behandeling van de EBB-verzoeken.
Nu heeft de Raad voor de rechtspraak geadviseerd om de indiening van EBB-verzoeken, in overeenstemming met de ontstane praktijk, ook wettelijk te concentreren bij de Rechtbank ’s-Gravenhage. Dit zal worden geregeld middels een wijziging van de uitvoeringswet. Het wetsvoorstel voor die wijziging is op de website van het Ministerie van Justitie ter consultatie gepubliceerd. Geïnteresseerden kunnen tot 27 april 2010 op het wetsvoorstel reageren.
Wat betekent deze concentratie in de praktijk? Welnu: allereerst een vereenvoudiging voor de (buitenlandse) eiser, aangezien deze niet langer hoeft te onderzoeken welke Nederlandse rechter bevoegd is van het EBB-verzoek kennis te nemen. Hij kan volstaan met het toezenden van het verzoek aan de Rechtbank 's-Gravenhage. Mocht het verzoek toch bij een andere rechtbank worden ingediend dan de Rechtbank 's-Gravenhage, dan verklaart deze rechtbank zich ambtshalve onbevoegd en verwijst zij de zaak door naar de Rechtbank 's-Gravenhage. Om de procedure zo snel mogelijk te kunnen voortzetten zal de griffier de benodigde stukken naar de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage verzenden.
Het wetsvoorstel stelt tevens voor de EBB-verzoeken door één gerecht te laten afhandelen, zonder onderscheid te maken tussen zaken die normaal gesproken door de kantonrechter worden behandeld en zaken die onder de sector civiel van de rechtbank vallen. Om te voorkomen dat voor een EBB-procedure die in een gewone procedure door de kantonrechter had moeten worden behandeld hogere griffierechten worden geheven, wordt voor het bepalen van de hoogte van het griffierecht voor een EBB-procedure aangesloten bij de tarieven in kantonzaken.
Zoals eerder aangegeven, is de EBB-procedure uitsluitend bedoeld voor onbetwiste geldvorderingen. Indien de vordering door de verweerder wordt betwist, eindigt de EBB-procedure en dient de zaak volgens de nationale regels van burgerlijk procesrecht te worden voortgezet, tenzij de eiser heeft verzocht om bij betwisting de procedure te staken. Dat betekent dat na betwisting door de verweerder alsnog moet worden bezien welke rechter bevoegd is. Dit moet mede worden bepaald aan de hand van de Verordening Brussel I (44/2001) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De beoordeling aan welke rechter de zaak moet worden voorgelegd, is in eerste instantie aan de eiser. Om die reden wordt de eiser nadat een verweerschrift is ingediend, in de gelegenheid gesteld aan te geven bij welke rechter hij de zaak wenst voort te zetten. De EBB-rechter verwijst de zaak vervolgens naar de door de eiser aangewezen rechter, die daarbij niet aan de verwijzing is gebonden.
In de verwijzingsbeslissing beveelt de Rechtbank 's-Gravenhage of de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure of voor de verzoekschriftprocedure. In de regel zal een EBB-verzoek een vordering betreffen waarvoor volgens het nationale Nederlandse procesrecht de dagvaardingsprocedure moet worden gevolgd.
Omdat de EBB-procedure op het moment dat er verweer wordt gevoerd eindigt, wordt voorgesteld om op de procedure die de Rechtbank 's-Gravenhage na verweer volgt om tot een voortgezette procedure te komen, de regels van de verzoekschriftprocedure van toepassing te verklaren zodat er duidelijkheid bestaat over welke regels in deze fase tussen de EBB-procedure en de voortgezette procedure van toepassing zijn.
Na de consultatieronde houden wij u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.
Maria van Bladel is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.