icon

Archeologisch onderzoek: de verstoorder betaalt (maar niet in huis- tuin en keukengevallen)

In het verdrag van Malta en de implementatie daarvan in de Monumentenwet 1988 is een koppeling gelegd tussen archeologische monumentenzorg en ruimtelijke ordening. Die koppeling houdt onder meer in dat burgemeester en wethouders in bepaalde gevallen bevoegd zijn om de aanvrager van een bouwvergunning (de ‘verstoorder’) te verplichten om archeologisch onderzoek te voeren. Uit zo’n onderzoek zal moeten blijken of het bouwplan nadelige gevolgen heeft voor eventueel in de bodem aanwezig archeologisch materiaal. Als dat zo is, kan het college diverse maatregelen opleggen die tijdens de bouw in acht genomen moeten worden. Het uitgangspunt hierbij is: de verstoorder betaalt.

Dergelijke verplichting/maatregelen kunnen niet in alle gevallen worden opgelegd. Eén van de uitzonderingen is die voor zogeheten bodemverstoringen op “huis- tuin en keukenniveau”. In artikel 41a van de Monumentenwet 1988 is bepaald dat diverse verplichtingen m.b.t. archeologisch onderzoek niet gelden voor projecten met een oppervlak kleiner dan 100 m2. Aan deze bepaling is nog wel toegevoegd dat de gemeenteraad een hiervan afwijkende andere oppervlak kan vaststellen. Dat moet dan via een bestemmingsplan of een verordening. Deze afwijking kan zowel naar boven als naar beneden plaatsvinden (dus bijvoorbeeld naar 50 m2 maar ook naar 200 m2).

Uit twee recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (13 januari 2010 en 28 april 2010) blijkt dat aan de motivering van een besluit van de gemeenteraad tot afwijking van het in artikel 41a Monumentenwet genoemde oppervlak hoge eisen worden gesteld. In beide zaken heeft de gemeenteraad een bestemmingsplan vastgesteld met een van artikel 41a van de Monumentenwet afwijkende oppervlaktemaat (200 m2 in plaats van 100 m2). In de eerste zaak (gemeente Hellevoetsluis) oordeelt de Afdeling dat de raad geen archeologisch onderzoek heeft uitgevoerd binnen het plangebied dat een afwijking van de wettelijke oppervlaktemaat rechtvaardigt en de afwijking dus geen stand kan houden. In de tweede zaak (gemeente Westvoorne) heeft de gemeenteraad zijn huiswerk beter gedaan: de Afdeling oordeelt hier dat de gemeenteraad door middel van archeologische veldonderzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het uitvoeren van booronderzoek voor bouwplannen met een oppervlak van minder dan 200 m2 zinloos is.

Voor de ‘verstoorder’ is het daarom van belang na te gaan of bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan wordt afgeweken van de oppervlaktemaat uit artikel 41a van de Monumentenwet en of die afwijking, indien deze nadelig is, wel voldoende kan worden gemotiveerd. De gemeenteraad kan er gezien beide uitspraken van uitgaan dat een eventuele afwijking van de oppervlaktemaat moet worden onderbouwd met archeologisch veldonderzoek.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Archeologisch onderzoek: de verstoorder betaalt (maar niet in huis- tuin en keukengevallen)

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief