icon

Lagere WAO-uitkering door levensloopregeling

In tegenstelling tot de rechtbank Almelo oordeelde de Centrale Raad van Beroep onlangs in een proefproces dat het UWV terecht de werkgeversbijdrage aan de levensloopregeling heeft verrekend met de WAO-uitkering van een gedeeltelijk arbeidsongeschikte en gedeeltelijk doorwerkende politieambtenaar. Ongetwijfeld een teleurstelling voor de politievakorganisaties ACP, NPB en VMHP die eerder hadden getracht hier overeenstemming over te bereiken met het UWV.

De discussie ontstond door wijziging van de fiscale wetgeving per 1 januari 2006. Door deze wijziging konden namelijk bestaande regelingen voor vervroegd uittreden (de zogenaamde Vut-regelingen) niet langer worden voortgezet. Ter vervanging van deze VUT-regelingen is in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 opgenomen dat politieambtenaren van de werkgever een drietal bijdragen ontvangen ten behoeve van de levensloopregeling. Dit betreffen een algemene levensloopbijdrage, een toelage bezwarende functies en een inhaaltoelage bezwarende functies. De politieambtenaar kan de bijdragen storten op een geblokkeerde levensloopregeling, maar is – zo maak ik op uit de uitspraak – niet verplicht dit te doen. De ambtenaar kan dus vrijelijk over het bedrag beschikken.

Naar aanleiding van deze vervangende regeling namen zowel de politiebonden als de Minister van BZ contact op met het UWV inzake de mogelijk (ongewenste) nadelige gevolgen van deze regeling voor ambtenaren die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en gedeeltelijk zijn herplaatst met inachtneming van de resterende verdiencapaciteit.

Het UWV stelde zich op het standpunt dat de bijdragen, nu de ambtenaar hier vrijelijk over kan beschikken, als loon zijn te beschouwen zodat de bijdragen worden meegenomen bij de resterende verdiencapaciteit van die ambtenaar, waardoor de WAO-uitkering lager uitvalt. Naar aanleiding van dit standpunt besluiten partijen een proefprocedure te voeren waarvan de uitkomst zal gelden voor ongeveer 500 politieambtenaren in dezelfde positie.

Hoewel de rechtbank Almelo net als het UWV tot het oordeel kwam dat de bijdragen inderdaad als loon zijn aan te merken en derhalve mogen worden betrokken bij de vaststelling van de WAO-uitkering, oordeelde rechtbank tevens dat het besluit een scheve verhouding tot gevolg heeft. Door het besluit van het UWV zou namelijk de positie van de arbeidsongeschikte ambtenaar die na 1 januari 2006 arbeidsongeschikt is geworden veel nadeliger uitvallen dan die van de arbeidsongeschikte ambtenaar die voor die datum arbeidsongeschikt is geworden. Immers de bijdrage voor VUT-regeling behoefde niet te worden ingehouden terwijl de levensloopregeling wel ingehouden diende te worden. Volgens de rechtbank diende deze scheve verhouding op basis van een redelijke uitleg van de arbeidsongeschiktheidswetgeving te worden opgelost.

De Centrale Raad van Beroep onderkent dat er een scheve verhouding is ontstaan, maar is van oordeel dat hiermee geen rekening behoeft te worden gehouden nu de wetgever hiervan op de hoogte was en hierin kennelijk geen reden heeft gezien om hiervoor een specifieke regeling te treffen.


Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Lagere WAO-uitkering door levensloopregeling

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief