icon

Positie beslaglegger bij vrijwillige verkoop hypotheekhouder

Onlangs deed het hof Leeuwarden uitspraak in een zaak waarin een hypotheekhouder en beslagleggers in gevecht waren over de opbrengst van een onroerende zaak. In de voorafgaande kort gedingprocedure had de bank opheffing van de door de beslagleggers gelegde beslagen gevorderd.

De bank was als hypotheekhouder tot vrijwillige verkoop van een onroerende zaak overgegaan en verzocht de beslagleggers medewerking te verlenen aan opheffing van hun beslagen. De beslagleggers weigerden. Zij stelden met verwijzing naar twee eerdere taxatierapporten dat de onroerende zaak een veel hoger bedrag waard was dan de verkoopprijs van € 950.000,-. De beslagleggers betwistten bovendien gemotiveerd de geldigheid van de onherroepelijk volmacht en voerden tevens aan dat de bank sowieso buiten de reikwijdte van de volmacht had gehandeld.

De rechtbank stelt de beslagleggers in het gelijk. Ook het hof wijst in de hoger beroepprocedure de vordering van de bank af. Het hof wijst daarbij allereerst op art 3:268 BW waarin voor alle betrokkenen is voorzien in een met waarborgen omklede procedure wat betreft het verhaal door een hypotheekhouder (recht van parate executie). Daarbij heeft de hypotheekhouder de mogelijkheid om de onroerende zaak openbaar (middels de notaris) te verkopen of om de onroerende zaak onderhands te verkopen met goedkeuring van de voorzieningenrechter. Lid 5 van artikel 3:268 BW bepaalt dat een andere vorm van verhaal niet mogelijk is. Verhaal leidt tot zuivering van de beslagen.

De hypotheekhouder had in deze zaak echter niet gekozen voor een van de twee mogelijkheden van verhaal. Volgens het hof bestaat er dan geen rechtsregel op grond waarvan de beslagen opgeheven dienen te worden. Dit is alleen anders indien er sprake zou zijn van een rechtsgeldige onderhandse verkoop en evident zou zijn dat de beslagleggers zowel binnen als buiten executie geen zicht hebben op voldoening van een (deel van de) vordering.

Het hof wijst erop dat de hypotheekhouder in dat geval aannemelijk moet maken dat de beslagleggers door medewerking te weigeren misbruik van hun recht maken. Volgens het hof slaagt de hypotheekhouder daar in deze zaak niet in. Het hof geeft onder meer aan dat de beslagleggers gemotiveerd de geldigheid van de volmacht hebben betwist en gemotiveerd hebben gesteld dat de hypotheekhouder buiten de volmacht heeft gehandeld. Een onderzoek naar deze stellingen gaat de omvang van een kort geding echter te buiten, aldus het hof. Het hof vindt daarnaast de verklaring van de hypotheekhouder voor de eerdere hogere taxaties niet voldoende. Al met al acht het hof niet voldoende aannemelijk dat de beslagleggers misbruik van hun recht maken door geen medewerking aan opheffing van de beslagen te verlenen en wijst de vordering van de bank dus af.

De uitspraak van het hof wil niet zeggen dat bij een eventuele bodemprocedure (waarin meer ruimte is voor onderzoek) de hypotheekhouder niet alsnog in het gelijk wordt gesteld. De hypotheekhouder dient dan wel gemotiveerd te stellen dat sprake is geweest van een rechtgeldige verkoop en dat de beslagleggers bij executie geen betaling zouden ontvangen. De beslagleggers zullen in dat geval alsnog hun medewerking tot opheffing van de beslagen moeten verlenen. Wordt wellicht vervolgd.


Paulien Beunk is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vastgoed.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Positie beslaglegger bij vrijwillige verkoop hypotheekhouder

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief