Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
B.V.’s worden opgericht bij notariële akte. De wet bepaalt dat zij daarna direct moeten worden ingeschreven in het handelsregister, maar vanaf het moment dat de notaris zijn handtekening onder de akte heeft gezet, is de oprichting al een feit. De verplichting tot inschrijving in het handelsregister ligt bij het bestuur. In de praktijk is het de notaris die daarvoor zorg draagt. Tussen het moment van oprichting en de inschrijving in het handelsregister verstrijkt altijd een aantal dagen. Een enkele keer komt het zelfs voor dat er een aantal maanden overheen gaat.
De wet bepaalt dat de bestuurders van de B.V. hoofdelijk aansprakelijk zijn naast de B.V.voor alle rechtshandelingen (meestal overeenkomsten) die worden verricht tussen het moment van oprichting en de opgaaf ter inschrijving van de B.V. in het handelsregister (art. 2:180 lid 2 aanhef en onder a BW).
Op 28 januari 2011 oordeelde de Hoge Raad over een kredietovereenkomst die door een B.V.-kredietnemer was aangegaan op de dag van haar oprichting, terwijl zij twee dagen daarna “pas” ter inschrijving in het handelsregister werd aangeboden. De B.V. had van een bank € 5.000.000,00 geleend. Bijna twee jaar na haar oprichting failleerde de B.V. en eiste de bank de som op. De bank dagvaardde de direct bestuurder en indirect bestuurder van de B.V. voor de rechtbank en eiste van ieder van hen terugbetaling van de lening op grond van artikel 2:180 lid 2 aanhef en onder a BW.
Nadat in eerdere instanties de rechtbank en het hof om verschillende redenen de vordering van de bank afwezen, kwam de Hoge Raad aan het woord. Hij bevestigde dat de aansprakelijkheidsbepaling waar het hier over ging, bestaat om te bevorderen dat bestuurders een B.V. tijdig inschrijven in het handelsregister. Derden moeten kunnen zien dat sprake is van een rechtsvorm waarin de bestuurders en aandeelhouders beperkt aansprakelijk zijn.
Het hof had vastgesteld dat het in deze casus voor de bank als nauw betrokken derde “volstrekt duidelijk” was wie haar wederpartij was en dat die wederpartij op het moment dat het krediet werd verstrekt, bestond. Weliswaar dient artikel 2:180 lid 2 aanhef en onder a BW ter bescherming van het algemene belang, maar daarom spelen de specifieke omstandigheden van het geval nog wel een rol. De Hoge Raad was het daarmee eens. Het beroep op artikel 2:180 lid 2 aanhef en onder a BW kan óók worden gedaan door partijen die weten dat de inschrijfplicht nog niet is nageleefd, maar in de omstandigheden van dit geval vond de Hoge Raad het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als zou worden toegelaten dat de bank de bestuurders zou kunnen aanspreken. Daarbij speelde niet alleen de nauwe betrokkenheid van de bank een rol, maar ook dat de bank was afgeweken van de kredietofferte. In de offerte stond dat het krediet pas ter beschikking zou komen na de inschrijving in het handelsregister en toch had de bank ermee ingestemd dat die direct na de oprichting plaats had, terwijl zij moest hebben geweten dat de opgaaf aan het handelsregister toen waarschijnlijk nog niet had plaats gehad.
Conclusie: de Hoge Raad wees de vordering van de bank op grond van de redelijkheid en billijkheid af. De redelijkheid en billijkheid zijn de noodrem van het burgerlijke recht. In dit geval liep het voor de bestuurders goed af, maar als het feitencomplex net iets anders was geweest, was niet ondenkbaar geweest dat de vordering zou zijn toegewezen. De advocaat-generaal, de adviseur van de Hoge Raad, had ook geadviseerd de redelijkheid en billijkheid niet toe te passen en een ander hof nog eens naar de zaak te laten kijken. Als u van plan bent voor of kort na de oprichting van een B.V. (grote) verplichtingen aan te gaan, laat u dan dus tevoren goed adviseren.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.