Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het is inmiddels anderhalf jaar geleden dat ik voor het laatst schreef over de vraag of het opleggen van de verplichting om handen te geven (beter gezegd: niet te accepteren dat iemand weigert een persoon van het andere geslacht een hand te geven) wel of geen verboden onderscheid op grond van godsdienst oplevert. De aanleiding toen was dat de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat een school gerechtigd is te eisen dat leerkrachten mannen en vrouwen handen geven, en dat dat dus geen verboden onderscheid oplevert.
Het onderwerp is weer in het nieuws sinds een docent van de Hogeschool van Amsterdam op een gegeven moment besloot vrouwen geen hand meer te geven. De docent werd enige tijd vrijgesteld van onderwijstaken, maar het bestuur van de instelling besloot uiteindelijk toch de beslissing van de docent te respecteren. Dat heeft in de media tot discussie geleid (die dezer dagen uiteraard wordt overstemd door de betogingen in Egypte en, in mindere mate, de storm in Australië); burgermeester Van der Laan mengde zich vandaag in die discussie door in de gemeenteraad uit te spreken dat hij het onwenselijk vindt dat een docent weigert handen te geven.
De beslissing van het schoolbestuur is in lijn met de rechtspraak van de Commissie Gelijke Behandeling. De CGB is van oordeel dat het gebod om (alle) mensen een hand te geven indirect onderscheid op grond van godsdienst oplevert, en dat dat onderscheid in de regel niet gerechtvaardigd is als de betreffende persoon bereid is in zijn of haar gedrag geen onderscheid tussen mannen en vrouwen te maken (dus: niemand een hand geven) en/of aangeeft de begroeting dan op een andere respectvolle wijze te verrichten. Dat was hier het geval, en dat was voldoende voor de school. Niet voor de burgermeester, die zich van zijn kant gesteund weet door de hoogste ambtenarenrechter, de Centrale Raad van Beroep.
Het argument dat een werknemer verplicht moet kunnen worden iedereen een hand te geven wordt meestal onderbouwd met de stelling dat dat in onze cultuur nu eenmaal de norm is, en dat afwijking daarvan tot ongemakkelijke en onaangename situaties aanleiding kan geven. Het veelgehoorde tegenargument is dat mensen elkaar ook op een andere respectvolle manier kunnen begroeten – de school verwees in dit geval naar Japan, waar buigen heel normaal is. Dat mag zo zijn, maar de voortdurende discussie maakt duidelijk dat de norm nog niet hard aan het veranderen is.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.