icon

Beëindiging van het werk in onvoltooide staat

Bij aanneming van werk is de opdrachtgever in beginsel te allen tijde bevoegd om de aannemingsovereenkomst op te zeggen. Dit volgt uit artikel 7:764 BW en paragraaf 14 lid 7 van de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV 1989). De overweging hierbij is dat het mogelijke belang van de opdrachtgever bij niet-voortzetting van het werk groter is dan het belang van de aannemer bij de voltooiing ervan, zolang de aannemer er maar niet financieel op achteruit gaat.

In dat laatste zit uiteraard de crux. Om te voorkomen dat de aannemer er financieel op achteruitgaat, is in artikel 7:674 BW en par. 14 lid 10 UAV 1989 bepaald dat de opdrachtgever bij beëindiging van het werk in onvoltooide staat, de volledige aanneemsom verschuldigd is, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien. In par. 14 lid 10 UAV 1989 is daarbij nog expliciet bepaald dat de aanneemsom wordt vermeerderd met de kosten die de aannemer als gevolg van de niet-voltooiing heeft moeten maken.

In vaste rechtspraak van de Raad van Arbitrage is uitgemaakt dat bij een dergelijke opzegging de niet gemaakte netto bouwkosten gelden als besparingen en die van de aanneemsom moeten worden afgetrokken. Met netto bouwkosten doelt de Raad op de bouwkosten zonder opslagen voor winst, risico e.d. Het gevolg is dus dat deze opslagen en staartkosten over het niet uitgevoerde werk aan de aannemer worden vergoed.

In een uitspraak van de Raad van Arbitrage d.d. 13 januari 2011 (zaaknummer 71.46) is uitgemaakt dat ook een vergoeding voor “leegloop” kan worden toegekend in het kader van deze eindafrekening. De Raad van Arbitrage overweegt hierbij dat de aannemer er op mag vertrouwen het werk uit te gaan voeren. Door een voortijdige opzegging door de opdrachtgever ontstaat “leegloop” doordat de aannemer vanzelfsprekend tijd nodig heeft om andere werkzaamheden te verwerven.

Een eindafrekening bij onvoltooide staat dient ook plaats te vinden indien de opdrachtgever de aannemingsovereenkomst ontbindt, terwijl hij daartoe rechtens geen mogelijkheid heeft. Een dergelijke ontbinding moet worden gezien als een opzegging van de overeenkomst door de opdrachtgever en brengt mee dat ook dan de volledige aanneemsom minus de bespaarde netto bouwkosten verschuldigd is, zo blijkt uit de bovengenoemde uitspraak van de Raad d.d. 13 januari 2011.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Beëindiging van het werk in onvoltooide staat

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief