icon

Gevolgen faillissement of doorstart voor omgevingsvergunning

Bij een faillissement van een onderneming rijst de vraag hoe het zit met de voor het bedrijf geldende omgevingsvergunning. Blijft deze gelden en wie is verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften?

Sinds een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak uit 1997 (AB 1998, 268) wordt de curator beschouwd als ‘drijver’ van een milieu-inrichting die voor faillissement door de gefailleerde werd geëxploiteerd. Dit zelfs indien de curator de exploitatie niet heeft voortgezet na het faillissement! De term ‘drijver’ komt uit de Wet milieubeheer die sinds 1 oktober 2010 grotendeels is opgegaan in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Als ‘drijver’ werd beschouwd degene die de milieu-inrichting exploiteert. De Afdeling vond dat de curator van een niet voortgezette onderneming vanwege zijn bijzondere gezagsverhouding tot de inrichting, als drijver kan worden geschouwd.

In de Wabo staat centraal het uitvoeren van een project, dat uit meerdere activiteiten kan bestaan, o.a. bouwen, oprichten en in werking hebben van een milieu-inrichting. De strekking van de regeling, op basis waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak destijds oordeelde dat de curator als drijver van de inrichting kan worden beschouwd, is echter niet veranderd. Een belangrijk punt van verschil is wel dat de regeling geldt voor alle vergunningen die per 1 oktober 2010 zijn opgegaan in de omgevingsvergunning, dus behalve voor de vergunning op grond van de Wet milieubeheer, ook voor bijvoorbeeld de voormalige bouw-, aanleg, kap- en sloopvergunningen.

Volgens de Wabo (art. 2.25) moet eenieder die het project uitvoert waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich aan de omgevingsvergunning (en de daarin opgenomen voorschriften) houden. De omgevingsvergunning is niet gekoppeld aan de persoon aan wie de vergunning is verleend, maar aan het project (een zgn. zaaksgebonden vergunning). Op deze hoofdregel is op dit moment slechts één uitzondering gemaakt, namelijk voor de omgevingsvergunning voor bewoning van een recreatiewoning.

De omgevingsvergunning geldt dus voor het project. Bij faillissement van een onderneming met een omgevingsvergunning blijft de omgevingsvergunning ook na faillissement gelden. Bij een doorstart of verkoop going concern gaat de vergunning automatisch gelden voor nieuwe exploitant(en). De overgang moet wel worden gemeld aan het bevoegd gezag. Zonder melding vindt de overgang van de vergunning wel plaats, maar het niet voldoen aan de meldingsplicht is een economisch delict.

Onder ‘eenieder die het project uitvoert’ worden diegenen begrepen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het project. Dat kunnen meerdere (rechts)personen zijn en in lijn van de uitspraak uit 1997 dus ook de curator. De omgevingsvergunning en de voorschriften richten zich na de faillietverklaring tot de faillissementsboedel en de curator is degene die de boedel beheert en vereffent. Dit betekent dat de curator kan worden aangesproken als overtreder van de vergunningvoorschriften en dat tegen hem kan worden opgetreden met de mogelijkheden die het bestuursrecht daarvoor biedt (last onder dwangsom, bestuursdwang en kostenverhaal na door het bevoegd gezag uitgeoefende bestuursdwang).

De naleving van de vergunningvoorschriften is een verplichting van de curator in zijn hoedanigheid. Hij zal niet gemakkelijk persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor overtreding van vergunningvoorschriften, tenzij sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld indien aantoonbaar is dat hij opdracht heeft gegeven voor bepaalde illegale activiteiten. Het gaat er hierbij om wat van een redelijk handelend curator kan worden verwacht.
Indien de curator door het bevoegd gezag als overtreder van de vergunningvoorschriften wordt aangesproken, zijn de kosten gemaakt door de overheid vanwege het uitoefenen van bestuursdwang, dan wel verbeurde dwangsommen vanwege het niet (correct) nakomen van een last onder dwangsom, aan te merken als boedelschuld. Kosten vanwege uitgeoefende bestuursdwang of verbeurde dwangsommen die zijn ontstaan vóór de faillietverklaring hebben echter geen bevoorrechte status in faillissement.


Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Gevolgen faillissement of doorstart voor omgevingsvergunning

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief