Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
Eerder deze week schreven wij kort over de apparaatsfout en de consequentie daarvan op grond van rechtspraak van de Hoge Raad. Wanneer een vonnis of beschikking als gevolg van een dergelijke apparaatsfout de belanghebbende te laat bereikt om nog tijdig beroep te kunnen instellen, dan wordt de beroepstermijn verlengd met een termijn van – in beginsel – veertien dagen na de dag van verstrekking of verzending van de beschikking.
In de vorige blog bespraken wij al één arrest over de apparaatsfout. In deze blog bespreken wij twee andere arresten over dit thema.
De eerste zaak gaat over een beschikking tot het al dan niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. De heer of mevrouw De Boer doet bij de Rechtbank Arnhem een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Bij de mondelinge behandeling van het verzoekschrift is Denkavit als belanghebbende bij dit verzoek aanwezig. De rechtbank noemt op de zitting geen datum waarop een beschikking op het verzoekschrift zal worden gegeven.
De rechtbank geeft deze beschikking op 6 juli 2009. De Boer wordt in de beschikking opgedragen een afschrift hiervan te zenden aan Denkavit. De Boer doet dit niet. Evenmin stuurt de rechtbank een afschrift van de beschikking aan Denkavit. Na enige tijd – eind oktober 2009, de appeltermijn is dan al verstreken – neemt Denkavit zelf contact op met de rechtbank. Op 3 november 2009 krijgt Denkavit de beschikking toegestuurd. Op 19 november 2009 komt Denkavit vervolgens in hoger beroep.
Is hier sprake van een apparaatsfout die een verlenging van de beroepstermijn rechtvaardigt? Het hof, en later de Hoge Raad, gaat ervan uit dat daarvan inderdaad sprake is. Een verlenging van de beroepstermijn met veertien dagen had dan ook gerechtvaardigd kunnen zijn. Echter, ook binnen die verlengde beroepstermijn is geen hoger beroep ingesteld – deze was op 19 november 2009 al twee dagen verstreken. Van omstandigheden op grond waarvan de reeds verlengde beroepstermijn nogmaals zou moeten worden verlengd, was geen sprake. Denkavit was dus te laat en daarmee niet ontvankelijk in zijn appel.
De tweede zaak betreft een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Veco en Berkbouw zijn verwikkeld in een procedure. Gedurende de procedure failleert Berkbouw. Veco verzoekt de rechtbank om haar te ontslaan van instantie ter zake van de door Berkbouw ingestelde reconventionele vordering omdat de curatoren de procedure niet over zouden willen nemen. De curatoren van Berkbouw worden door de rechtbank niet gehoord. Op 29 december 2004 wordt het ontslag van instantie in reconventie verleend.
Enkele jaren later berichten de curatoren de rolrechter dat zij van mening zijn dat het ontslag van instantie in reconventie ten onrechte is verleend. Zij verzoeken de rechtbank dan ook dit ontslag van instantie te herstellen door de beslissing terug te nemen of te herzien. De rechtbank, en later ook het hof, verklaren de curatoren niet-ontvankelijk in dit verzoek.
De Hoge Raad overweegt als volgt. Anders dan de curatoren stellen, is hier geen sprake van een kennelijke verschrijving die op grond van art. 31 Rv kan worden hersteld. Desalniettemin zou het in strijd zijn met het recht op een fair trial (art. 6 EVRM) om de gewone regels van hoger beroep onverkort toe te passen en te stellen dat de beroepstermijn voor de curatoren reeds lang is verstreken. De Hoge Raad overweegt dat sprake is van een ernstig processueel verzuim van de rechtbank, hetgeen een apparaatsfout oplevert.
De curatoren hebben op 5 maart 2008 kennis genomen van de beslissing waarin het ontslag van instantie werd verleend. Uiterlijk op 19 maart 2008 had het hoger beroep dus moeten worden ingesteld. Curatoren hebben dat niet gedaan, immers, zij hebben in plaats daarvan de rechtbank verzocht het ontslag van instantie te herstellen. De Hoge Raad overweegt dat, nu pas na dit arrest duidelijk is welke route had moeten worden gevolgd, de verlenging van de beroepstermijn met veertien dagen aanvangt op de dag na die waarop het arrest is gewezen. De curatoren kunnen dus alsnog in hoger beroep tegen het ontslag van instantie.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.