Praktijkgebieden: Bouwrecht
Bij uitloop van de contractuele bouwtijd bij een aannemingsovereenkomst kunnen zich in principe drie mogelijkheden voordoen:
– indien de oorzaak ligt bij de aannemer: de aannemer heeft geen aanspraak op extra bouwtijd;– indien de oorzaak nóch toerekenbaar is aan de aannemer, nóch aan de opdrachtgever: de aannemer heeft aanspraak op bouwtijdverlenging;– indien de oorzaak ligt bij de opdrachtgever: de aannemer heeft aanspraak op extra tijd én geld.
De laatste jaren kom je meer en meer in bestekken een algemene bepaling tegen als de navolgende:`In alle gevallen van termijnsverlenging heeft de aannemer geen recht op vergoeding van kosten of schade verbonden aan de verlengde uitvoeringsduur'.Hiermee exonereert de opdrachtgever zich dus voor het betalen van stagnatiekosten, óók in het geval dat de oorzaak van de uitloop van de contractuele bouwtijd, om wat voor reden dan ook, bij hem ligt.
De vraag is of een beroep op een dergelijke bepaling niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.We komen hiermee in feite op het terrein van het in het algemeen zomaar `wegcontracteren' van risico's door de opdrachtgever naar de aannemer, een in het afgelopen decennium in de bouw sterk toegenomen fenomeen. Aan dit `wegcontracteren' zitten grenzen, maar tegenover een harde contractbepaling als hiervoor aangehaald biedt een simpel beroep op de redelijkheid en billijkheid de aannemer vaak onvoldoende soelaas.
Hoe moeten de grenzen dan worden getrokken?Eigenlijk op een eenvoudige manier: er kan aansluiting worden gezocht bij het criterium dat wordt gebruikt bij § 47 van de UAV over kostenverhogende omstandigheden. Aldaar is een algemeen aanvaard criterium dat abnormale risico's, dat wil zeggen risico's die door de aannemer niet zijn te berekenen, en waartegen hij zich ook niet kan verzekeren, ten laste van de opdrachtgever dienen te komen. Bij een algemene exoneratie door de opdrachtgever voor het niet-aansprakelijk zijn voor stagnatiekosten zou hetzelfde uitgangspunt kunnen worden gehanteerd. Ook zou je in zo'n geval kunnen kiezen voor percentages: bij een uitloop tot bijvoorbeeld 5% van de bouwtijd zouden de stagnatiekosten voor rekening van de aannemer moeten blijven.
Maar goed: met een algemene exoneratie alle risico's zomaar bij de aannemer leggen blijft een niet aan te bevelen weg. Beter zou zijn dat opdrachtgevers zich duidelijk rekenschap geven van wat bij een bepaald contract de risico's zijn, deze uitdrukkelijk benoemen, en vervolgens dan contractueel vastleggen bij welke partij de betreffende risico's het beste kunnen worden gelegd.
Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.