Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Zoals eerder op deze weblog is besproken is het in de financiering van ondernemingen gebruikelijk dat aan de financier – doorgaans een bancaire instelling – zekerheden worden verstrekt. De ondernemer verpandt daarbij doorgaans zijn activa aan de bank, zoals zijn debiteuren, de voorraad en de inventaris. Als de onderneming failleert, kan de bank zich op die zaken verhalen alsof er geen faillissement was.
Met betrekking tot de inventariszaken ligt dit anders. In artikel 21 en 22 van de Invorderingswet is geregeld dat 's Rijks schatkist een voorrecht heeft op alle goederen van de belastingschuldige. Dit voorrecht gaat ook boven stil pandrecht, voor zover het rust op 'de ingeoogste of nog niet ingeoogste vruchten, of roerende zaken tot stoffering van een huis of landhoef of tot bebouwing of gebruik van het land' die zich op de bodem van de belastingschuldige bevindt. Kort gezegd gaat het dus om inventariszaken. Ten aanzien van die zaken heeft de stil pandhouder het nakijken. De belastingdienst kan zich – gesteld dat er een fiscale schuld bestaat – verhalen op deze inventariszaken en kan daarbij de pandhouder passeren.
Voor sommige zaken is niet op voorhand duidelijk of het een zogenaamde 'bodemzaak' betreft of niet. De laatste jaren is in de lagere rechtspraak meerdere malen getwist over de vraag of een showroommodel nu behoort tot de voorraad (en de opbrengst dus de pandhouder toekomt) of dat het eerder thuishoort in de categorie 'inventariszaken'. Voor beide standpunten is wat te zeggen. In een showroom staat vaak niet meer dan een kassa en de modellen, die niet zozeer bedoeld zijn voor de verkoop, als wel voor het aanbieden van de handelswaar. Anderzijds worden showroommodellen toch ook regelmatig verkocht en kunnen zij dus worden beschouwd als handelswaar en daarmee als voorraad.
De Hoge Raad heeft in december 2011 de knoop doorgehakt. Hij heeft daar weinig woorden voor nodig. “Showroommodellen – of zij nu ooit verkocht worden of niet – behoren tot de handelswaar voor de verhandeling waarvan het gebouw juist dient. Zij plegen bovendien met zekere regelmaat te worden vervangen door aan de mode van het moment of aan de eisen des tijds beantwoordende nieuwe modellen. Daarom strekken zij niet tot een enigszins duurzaam gebruik van de winkel of showroom waarin zij zijn opgesteld. Zij dienen derhalve niet tot stoffering als in art. 22 lid 3 bedoeld.”
En met die conclusie is de discussie beëindigd: de showroommodellen zijn geen “roerende zaken tot stoffering van huis of landhoef”, en van een fiscaal voorrecht is geen sprake. De opbrengst komt de pandhouder toe.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.