Praktijkgebieden: Incasso, beslag en executie
Reeds eerder schreven wij over de nieuwe beslagsyllabus (versie juni 2011), waarin is geprobeerd het risico van een onrechtmatige beslaglegging te beperken. Zo zijn de regels aangescherpt wat betreft het informeren en aantonen aan de kant van de verzoeker.
De verzoeker dient in een beslagrekest de van belang zijnde feiten volledig naar waarheid aan te voeren, ten einde de voorzieningenrechter in de gelegenheid te stellen een juiste beslissing op het beslagverzoek te geven. In het geval van beslaglegging op aandelen op naam dient de verzoeker aan te tonen dat er gegronde vrees voor verduistering bestaat.
Het Hof Amsterdam heeft onlangs in een zaak over een beslagverzoek beslist en daarbij aangegeven dat de enkele omstandigheid dat een vordering onbetaald blijft onvoldoende is voor een gegronde vrees voor verduistering.
De casus was als volgt. Partij A was hoofdaannemer van een bouwproject. Partij A had met partij B een onderaannemingsovereenkomst. Overeengekomen was dat partij A bepaalde gedeelten van de aanneemsom vooruit zou betalen voor partij B. Tot zekerheid van deze terugbetalingsverplichting door B heeft zij ten behoeve van A een drietal bankgaranties gesteld.
Na een enige tijd heeft de opdrachtgever het project bij A opgezegd. In vervolg daarop heeft A de bankgaranties ingeroepen en daarna de onderaannemingsovereenkomst met B opgezegd. Als gevolg van het inroepen van de bankgaranties en de opzegging door A zijn er diverse procedures geweest tussen A en B (voornamelijk in het buitenland). Allereerst heeft een Engelse rechter geoordeeld dat de banken de garanties mochten uitbetalen en dat er geen goede grond was zich daar tegen te verzetten (procedure 1). Partijen zijn vervolgens bij de arbiter in Moskou beland, waar deze besliste dat B zijn verplichtingen onder de onderaannemingsovereenkomst niet had geschonden en dat A dus geen grond had om de bankgaranties in te roepen (procedure 2). Deze beslissing van de arbiter te Moskou is door een Russische overheidsrechter vernietigd met de redengeving dat deze arbiter niet bevoegd was over dit geschil, dat ging over rechten onder de bankgaranties, te oordelen (procedure 3). Dit vonnis door de Russische overheidsrechter is bekrachtigd door het Hof (procedure 4).
Toen is partij B (die dus inmiddels de zaak had verloren) wederom naar de arbiter te Moskou gegaan en heeft gevorderd dat zij schade heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige beëindiging van de overeenkomst met A (procedure 5). De arbiter heeft A veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag X als schadevergoeding. B is als gevolg daarvan naar de voorzieningenrechter te Amsterdam gegaan en heeft hem verzocht verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir beslag onder meer op de aandelen die partij A houdt in C (procedure 6). De beslagrechter heeft het verlof verleend. B heeft enkele beslagen gelegd, waaronder op de aandelen die A hield in C.
Ondertussen had A de Russische overheidsrechter verzocht het tweede vonnis van de arbiter te Moskou te vernietigen (procedure 7). A is toen ook naar de Nederlandse rechter gegaan en heeft hem verzocht de gelegde conservatoire beslagen op te heffen (procedure 8). De rechter heeft dat gedaan, maar alleen op voorwaarde dat A een bankgarantie zou stellen en dat B onder die bankgarantie kan trekken als zij een onherroepelijk vonnis van een Nederlandse exequaturrechter heeft inzake het tweede vonnis van de arbiter te Moskou (van procedure 7 voornoemd).
A was het niet eens met deze beslissing en is in hoger beroep gekomen (procedure 9). A vond dat B de beslagrechter had moeten informeren over alle procedures (zoals hiervoor genoemd). Al deze uitspraken zagen op hetzelfde geschil en waren dus relevant voor de onderhavige zaak, namelijk het al dan niet verlof verlenen voor het leggen van conservatoir beslag. Door het achterwege laten van deze informatie heeft B niet voldaan aan de eis van artikel 21 Rv om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Het Hof overweegt verder dat deze verplichting om de rechter juist en volledig te informeren geldt aangezien toewijzing van een beslagverzoek voor de beslagene zeer ingrijpende gevolgen kan hebben. De rechter had in casu volledig geïnformeerd moeten worden over de rechtsverhouding tussen A en B. Verder heeft A aangevoerd dat er geen gegronde vrees voor verduistering bestond met betrekking tot de aandelen in C. B had gesteld dat die vrees bestond, omdat A al jaren onder de betaling probeert uit te komen. Het Hof beslist hierover dat het enkel niet betalen geen gegronde vrees is voor verduistering. Het beslag is opgeheven.
Voor een beslaglegging is dus het wel het een en ander vereist. Wij zijn u daar graag bij van dienst.
Rosemarie Franken is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied incasso.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.