Praktijkgebieden: Intellectuele eigendom
Heeft u wel eens een merk laten registreren? Zo ja, dan bent u -al dan niet bewust- in contact gekomen met de zogenaamde “Classificatie van Nice” . Dat is het internationaal afgesproken document waarin de 45 “klassen” zijn gedefinieerd waarin goederen en diensten zijn ingedeeld waarvoor merken kunnen worden ingeschreven. Een merk schrijf je immers in voor één of meer bepaalde producten of diensten en om daar een beetje orde in te houden zijn die dus in klassen ingedeeld.
Die klassen variëren van “muziekinstrumenten” (klasse 15; lekker kort) tot “Koffie, thee, cacao, koffiesurrogaten; rijst, tapioca, sago; meel en graanpreparaten, brood, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, consumptie-ijs; suiker; honing, melassestroop; gist, rijsmiddelen; zout, mosterd; azijn, kruidensausen; specerijen; ijs” (klasse 30: al een stuk langer en bovendien behoorlijk gevarieerd). Over de (tamelijk) willekeurige samenstelling van die klassen wil ik het hier niet hebben; daar zijn op zichzelf makkelijk vijf blogs over te vullen. Nee, vandaag gaat het over de manier waarop je die klassen bij de inschrijving moet gebruiken.
Dat gebeurde tot dusver op nogal verschillende manieren. Sommige deposanten beschrijven het product of de dienst zo nauwkeurig mogelijk in eigen woorden. Andere pennen gewoon de hele betreffende klassenomschrijving uit genoemde classificatie van Nice over (de zogenaamde “class heading“). Vermoedelijk vanuit de gedachte: “baat het niet, dan schaadt het niet”. Weer anderen vinden dat nog niet genoeg en beginnen met het overschrijven van die class heading om daar vervolgens aan toe te voegen: en in het bijzonder … . Op de plaats van de puntjes staan dan de producten waar het werkelijk om gaat. Niet erg duidelijk en ook niet erg uniform. En in het bijzonder vaak nodeloos omslachtig: wie een merk voor koffie wil gaan gebruiken heeft toch helemaal geen boodschap aan zout, mosterd, tapioca, etc. (zie klasse 30 hierboven)? Fijn dus, dat het Hof van Justitie van de Europese Unie de gelegenheid kreeg zich daar eens over uit te laten.
Maar helaas, het Hof heeft niet de mogelijkheid aangegrepen om te bepalen “dat je gewoon moet omschrijven wat je wilt en verder niks”. Het lijkt bij het lezen van de uitspraak even zo, maar uiteindelijk zal het gevolg zijn dat we alleen nog maar overgeschreven class headings zullen zien.
In de zogenaamde “IP Translator”-uitspraak bepaalde het Hof namelijk:“de waren of diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd, [moeten] door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig worden omschreven opdat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de merkbescherming kunnen bepalen.”Dat lijkt nog de goede kant op te gaan. Geen overschrijving van classheadings dus meer, zou je denken, maar concreet en duidelijk de waren en diensten opnoemen waar het werkelijk om gaat. Maar nee. Het Hof vervolgt:“het gebruik van de algemene benamingen van de hoofdklassen van de classificatie van Nice voor de omschrijving van de waren en diensten waarvoor de merkbescherming wordt gevraagd [mag ook], voor zover een dergelijke omschrijving voldoende duidelijk en nauwkeurig is;”Okee. : “Muziekinstrumenten” dus, bijvoorbeeld… Maar toch niet die klasse waar koffie, rijst en zout op één hoop worden gegooid…?Toch wel. Het Hof besluit namelijk:“de aanvrager van een nationaal merk die voor de omschrijving van de waren of diensten waarvoor hij merkbescherming vraagt, gebruikmaakt van alle algemene benamingen van een specifieke hoofdklasse van de classificatie van Nice, [moet] nader […] toelichten of zijn aanvraag betrekking heeft op alle in de alfabetische lijst van deze klasse opgenomen waren of diensten dan wel op slechts bepaalde van deze waren of diensten. In het geval dat de aanvraag slechts betrekking heeft op bepaalde van deze waren of diensten, is de aanvrager verplicht nader toe te lichten welke tot deze klasse behorende waren of diensten worden bedoeld.”
Ai. In dat laatste zit hem natuurlijk de killer. Het overschrijven van de hele class heading mag nog steeds en levert bescherming op voor de gehele klasse. Aangezien aanvragers natuurlijk altijd “liever teveel dan te weinig” willen zullen ze dus die hele riedels blijven overschrijven. Met de simpele toevoeging “de aanvraag heeft betrekking op al deze waren / diensten”.
En dat zullen we nu dus bij alle nieuwe depots gaan zien, voorspel ik. Terwijl het Hof net zo makkelijk had kunnen zeggen: “omschrijf concreet wat je beschermd wilt zien”. Dat had naar mijn mening veel meer duidelijkheid geschapen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.