icon

UAV 2012 (II)

Begin dit jaar zijn de UAV 2012 gepubliceerd (zie ook onze eerdere bijdrage). Deze dienen ter vervanging van de UAV uit 1989.

Het gaat om een zogenaamde lichte herziening van de UAV. Dit betekent dat de aangebrachte wijzigingen betrekkelijk beperkt zijn. De bouwwereld hoopt dat het nog eens tot een grondiger herziening zal komen.

Pikant is dat de nieuwe UAV alleen zijn getekend door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en dus niet door de twee andere bouwministers, de minister van Defensie en de minister van Infrastructuur en Milieu, waaronder ook Rijkswaterstaat valt.

De reden is, zo hebben ze in een e-mail aan het Instituut voor Bouwrecht laten weten (zie het Tijdschrift voor Bouwrecht van deze maand) dat zij niet kunnen instemmen met het tweede lid van § 12, dat handelt over de aansprakelijkheid van de aannemer voor tekortkomingen aan het werk die na de oplevering aan het licht komen.

Volgens dit lid moet de directie, om de aannemer na de oplevering nog aansprakelijk te kunnen stellen, `nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering' hebben gehouden waarbij de tekortkoming redelijkerwijs niet onderkend kon worden.

Defensie en Rijkswaterstaat menen dat hiermee de bepaling onvoldoende aansluit op de actuele praktijk van systeemtoezicht die zij toepassen, omdat de bepaling door de aannemer zou kunnen worden gebruikt om zijn aansprakelijkheid te beperken voor na de oplevering naar voren gekomen tekortkomingen. Door het systeemtoezicht willen Defensie en Rijkswaterstaat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit juist meer bij de aannemer laten liggen.

We zullen zien hoe dit verder loopt.

Van de in de UAV aangebrachte wijzigingen wil ik een punt hier nog apart noemen, namelijk de toevoeging van een lid 1a aan § 36 betreffende bestekswijzigingen.

In navolging van het bepaalde in art. 7:755 BW is het volgende lid aan § 36 toegevoegd:`In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.'

Dit betekent dus dat, indien de opdrachtgever toevoegingen of veranderingen in het werk wil aanbrengen, de aannemer een soort van waarschuwingsplicht heeft voor de noodzaak van een prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

Op zich een goede toevoeging aan § 36, hoewel naar mijn mening bij een deskundige opdrachtgever het al snel zo is dat hij de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen.


Charles Smit is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
UAV 2012 (II)

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief