Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Indien een bestuursorgaan over gaat tot oplegging van een bestuurlijke sanctie in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang dient het in beginsel aan de belanghebbende/overtreder een termijn te geven waarbinnen deze de last zelf ongedaan kan maken.
De begunstigingstermijn mag niet te lang zijn, omdat de sanctie dan in feite neerkomt op een verkapt gedogen van de overtreding. Anderzijds moet wel voldoende tijd worden gegund om de last uit te voeren.
In het algemeen is niet aan te geven hoelang de begunstigingstermijn dient te zijn. Dit hangt onder meer af van de aard en ernst van de overtreding en de aard van de maatregelen die moeten worden getroffen. Een voorbeeld waarin de begunstigingstermijn ter discussie wordt gesteld, betreft de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 21 september 2012.
Bij besluit van 18 juni 2012 heeft het college van B&W van de gemeente Alphen aan den Rijn aan een sloopbedrijf een last onder dwangsom opgelegd in verband met het overtreden van de werktijden zoals opgenomen in de vergunning. Het college heeft het sloopbedrijf gelast om binnen een termijn van vier weken na de verzenddatum van het besluit het in werking zijn van het bedrijf buiten de vergunde werktijden te beëindigen. Het college heeft daarbij bepaald dat het sloopbedrijf, indien niet binnen de gestelde termijn wordt voldaan aan de aanschrijving, een dwangsom met € 10.000,-, per geconstateerde overtreding verbeurt, tot een maximum van € 100.000,-.
Het sloopbedrijf heeft bij de rechtbank vervolgens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend en daarbij gesteld dat de last onder dwangsom geen stand zal houden omdat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Volgens het sloopbedrijf is de begunstigingstermijn dermate kort dat dit als onevenredig moet worden gezien. Daartoe wordt aangevoerd dat er overleg plaatsvindt met het college en dat thans wordt gewerkt aan een structurele oplossing. Met de begunstigingstermijn van vier weken wordt het sloopbedrijf gedwongen een tussenoplossing te zoeken terwijl een eindoplossing in de maak is. De kosten die gepaard gaan met een tussenoplossing zijn dermate hoog dat sprake is van onevenredigheid als de last onder dwangsom wat betreft de begunstigingstermijn blijft gehandhaafd.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat beoordeeld dient te worden of de begunstigingstermijn redelijk is te achten met het oog op het ongedaan maken van de overtreding. In dit geval acht de voorzieningenrechter de gegeven begunstigingstermijn niet onredelijk. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter allereerst dat niet is onderbouwd dat de gegeven termijn onvoldoende is om passende maatregelen te nemen ter beëindiging van de overtreding. Dat de termijn onvoldoende is voor het sloopbedrijf om tot een structurele verandering te komen in haar bedrijfsvoering is in dit kader niet relevant.
Het standpunt van het sloopbedrijf dat het zijn stellige overtuiging is dat de begunstigingstermijn opgerekt zal worden vanwege het goed overleg tussen beide partijen, volgt de voorzieningenrechter evenmin. Hiertoe wordt, kort gezegd, overwogen dat de gemachtigde van het college ter zitting heeft verklaard dat het college geen aanknopingspunten heeft gezien de begunstigingstermijn te verlengen.
De last onder dwangsom blijf derhalve in stand en het sloopbedrijf zal binnen vier weken de overtreding ongedaan dienen te maken door de werktijden weer terug te brengen binnen de grenzen zoals deze zijn gesteld in de vergunning.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.