Praktijkgebieden: Lessen van Stapel
Gisteren is het gecombineerde eindrapport verschenen van de commissies Levelt, Noort en Drenth naar de academische fraude die Diederik Stapel heeft gepleegd gedurende zijn dienstverband met de universiteiten van Tilburg, Groningen en Amsterdam. Echt nieuw waren de uitkomsten niet. De fraude was al erkend en de commissies hadden veel van hun bevindingen al gerapporteerd op de speciaal voor dat doel ingestelde website. Ook veel van de aanbevelingen waren al eerder gepubliceerd, in het interim rapport dat al meer dan een jaar geleden verscheen.
Toch is het een interessant eindrapport geworden, vooral omdat in dit rapport meer de nadruk wordt gelegd op de rol van de omgeving waarbinnen academische fraude wordt gepleegd. Uit eigen ervaring (ik sta regelmatig universiteiten en wetenschappers bij in dit soort zaken) weet ik dat die een zeer belangrijke rol speelt. Terecht leggen de commissies dan ook mede verantwoordelijkheid bij de directe collega's én bij de bredere peergroup. Ik durf de stelling wel aan dat fraude niet kan gedijen als onderzoek en de resultaten daarvan systematisch worden besproken in een open omgeving waar zinnige kritiek welkom is en hiërarchie is geschorst. Dat kost echter tijd en de bereidheid de focus af en toe eens van het eigen onderzoek weg te richten. In een publish or perish cultuur ontbreekt het daar vaak aan.
Ik noemde in het bovenstaande niet voor niets ook de hiërarchie in academische kringen. Ook in de Stapel zaak is weer gebleken dat (vermeende) onaantastbaarheid van onderzoekers veel ellende kan opleveren. Vermaarde onderzoekers kunnen met veel dingen wegkomen als niet de mogelijkheid wordt gecreëerd om ook hen (al is het indirect) op hun mogelijke falen te wijzen.
Nu is op dit vlak al veel bereikt doordat praktisch iedere faculteit inmiddels beschikt over een vertrouwens- of ombudspersoon waar in vertrouwelijkheid vermoedens kunnen worden geuit van schending van de wetenschappelijke integriteit (zie ook mijn eerdere blogje over dit onderwerp). Komt het echter tot een klacht, dan dient die anonimiteit vaak verlaten te worden. Veel universitaire regelingen voorzien nog niet expliciet in de mogelijkheid dat de formele klacht wegens integriteitsschending wordt ingediend door een ander dan de oorspronkelijke klokkenluider. Waar dat nodig is wordt daar in de praktijk wel een mouw aan gepast, maar het zou mijns inziens toch helpen als daar een standaardregeling voor zou bestaan.
Ik kan mij tenslotte zeer goed vinden in de aanbeveling van de commissies dat behandeling van gevallen van (verdenking van) academische fraude in een besloten setting plaatsvindt. De “affaire” Stapel was uitzonderlijk en plaatste hem in de wereld top-10 van wetenschapsfraudeurs. Het is begrijpelijk dat daar veel aandacht voor was en dat dit vroeg om meer openbaarheid dan gebruikelijk.
In het algemeen is, zoals de commissies volgens mij terecht aangeven, een setting van vertrouwelijkheid echter voor de waarheidsvinding van essentieel belang. En niet alleen voor de waarheidsvinding, voeg ik daaraan toe. Gelukkig horen wij in de media maar weinig van de zaken die voortkomen uit kinnesinne en persoonlijke rancunes. Want laat duidelijk zijn: lang niet in alle gevallen waarin een klacht wordt ingediend is er daadwerkelijk iets aan de hand. Dan is het goed dat de zaak binnenskamers kan blijven.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.