icon

Voorkomen van bestuurdersaansprakelijkheid bij financiële moeilijkheden

De economie staat er niet goed voor en de verwachtingen zijn er niet gunstiger op geworden. Als bestuurder van een onderneming, bijvoorbeeld in de bouw, is het daarom nuttig om voorbereid te zijn ter voorkoming van persoonlijke aansprakelijkheid bij betalingsproblemen.

Het is van belang om aan de formele vereisten te voldoen. Op grond van artikel 2:10 BW geldt voor het bestuur de verplichting een behoorlijke boekhouding te voeren waaruit de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Artikel 2:394 BW bepaalt dat de jaarrekening tijdig dient te worden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Dit is in elk geval binnen 13 maanden na het einde van het boekjaar. Indien alle aandeelhouders tevens bestuurders zijn is dit twee maanden eerder. Wanneer niet aan voornoemde verplichtingen wordt voldaan dan staat juridisch vast dat dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur en wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Gebeurt dit binnen drie jaar voor het faillissement dan kan de curator de bestuurder op basis hiervan aansprakelijk stellen. De bewijslast wordt dus omgekeerd, en aan de bestuurder is de lastige taak om dit vermoeden te weerleggen (zie artikel 2:248 BW en art. 2:138 BW).

Meld ook tijdig eventuele betalingsonmacht aan de belastingdienst en in het geval van verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds. Op grond van artikel 36 Invorderingswet 1990 en artikel 7 Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 dient de vennootschap die niet in staat is tot betaling van de daarin genoemde belastingen, waaronder loon- en omzetbelasting, hiervan uiterlijk twee weken nadat dit verschuldigd was een melding betalingsonmacht te doen aan de belastingdienst. Op grond van artikel 23 lid 2 Wet Bpf 2000 en artikel 2 Besluit meldingsregeling Bpf 2000 moet dit binnen twee weken gebeuren aan het bedrijfstakpensioenfonds. Is er niet of onjuist gemeld, dan geldt een wettelijk vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur, zodat de bestuurder – behalve bij faillissement – in principe aansprakelijk is (art. 36 lid 4 Invorderingswet 1990). Ook hier zijn de mogelijkheden voor weerlegging beperkt.

Tevens kan zeer onzorgvuldig handelen van de bestuurder oorzaak zijn van aansprakelijkheid. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur is sprake wanneer geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden aldus gehandeld zou hebben (Panmo-arrest). Op grond daarvan kan de curator de bestuurder aansprakelijk stellen wanneer hij tevens aannemelijk maakt dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Door derden of de curator kan de bestuurder bovendien op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk worden gesteld wanneer deze namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan waarvan hij wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap hieraan niet zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden (Beklamel-arrest). Zie bijvoorbeeld deze weblog.

Indien u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap bent aangegaan, kan het van belang zijn om bij de notaris huwelijksvoorwaarden opgesteld te hebben. Dit om te voorkomen dat een eventueel faillissement van de vennootschap, via bestuurdersaansprakelijkheid, ook gevolgen heeft voor het vermogen en inkomen van uw partner. Ook kunt u denken aan het afsluiten van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor de vennootschap.


Pjotr Lanting is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Voorkomen van bestuurdersaansprakelijkheid bij financiële moeilijkheden

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief