Praktijkgebieden: Bouwrecht
Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft recent geoordeeld dat een onderaannemer niet onrechtmatig handelt jegens de opdrachtgever van hoofdaannemer door zijn herstelverplichting niet na te komen.
In deze zaak heeft opdrachtgever in 1997 een overeenkomst gesloten met hoofdaannemer voor de bouw van een bedrijfspand. Hoofdaannemer sluit op zijn beurt een overeenkomst met onderaannemer voor de levering en plaatsing van kunststof puien in het bedrijfspand.
Na oplevering blijkt dat de puien vervormen, waarover door opdrachtgever geklaagd wordt bij hoofdaannemer. Hoofdaannemer leidt de klacht door naar onderaannemer, die op zijn beurt herstelwerkzaamheden uitvoert. De problemen worden daardoor echter niet verholpen. In 2004 klaagt opdrachtgeven wederom bij hoofdaannemer, die de klacht weer doorleidt aan onderaannemer. Dit maal zal onderaannemer alle puien vervangen, waarbij als proef eerst één pui wordt vervangen.
Na vervanging van de eerste pui in 2005 volgt geen nadere actie van partijen, tot opdrachtgever onderaannemer in 2010 sommeert de resterende puien te vervangen. Onderaannemer deelt opdrachtgever mede dat aan de sommatie niet zal worden voldaan.
Het hof stelt vast dat tussen opdrachtgever en onderaannemer geen rechtstreekse contractuele relatie is ontstaan. De kern van het geschil is vervolgens of onderaannemer onrechtmatig handelt jegens de opdrachtgever van hoofdaannemer (een derde) door te weigeren de in 2004 toegezegde vervanging van de ondeugdelijke puien uit te voeren.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 januari 2012 geoordeeld dat een wanprestatie van onderaannemer jegens de hoofdaannemer op zichzelf nog geen onrechtmatige daad jegens opdrachtgever oplevert.
Bij de beantwoording van de vraag of een onderaannemer onrechtmatig handelt jegens de opdrachtgever van hoofdaannemer, moeten op grond van voornoemd arrest van de Hoge Raad de volgende omstandigheden worden betrokken: de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt.
Het hof overweegt dat in het arrest van de Hoge Raad van 20 januari 2012 onder meer sprake was van de bijzonderheid dat de opdrachtgever rechtstreekse betalingen aan de onderaannemer had gedaan, om de onderaannemer tot het hervatten van werkzaamheden te bewegen. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof eerder worden aangenomen dat de betreffende onderaannemer onrechtmatig tegen de opdrachtgever (van de hoofdaannemer) handelt als hij vervolgens weigert het werk deugdelijk te voltooien.
In het onderhavige geval is een dergelijke omstandigheid niet aan de orde. Het hof oordeelt dat onderaannemer niet onrechtmatig handelt jegens de opdrachtgever van de hoofdaannemer door haar herstelverplichting niet na te komen. Daarbij acht het hof van belang dat opdrachtgever lang heeft stilgezeten en opdrachtgeven hoofdaannemer nog altijd direct kan aanspreken.
Deze uitspraak bevestigt de hoofdregel van verbintenissenrecht dat een overeenkomst alleen de partijen bij die overeenkomst jegens elkaar bindt. Dat een onderaannemer niet nakomt levert nadeel op voor opdrachtgever. Dit nadeel doet zich echter altijd voor als een door de wederpartij van opdrachtgever ingeschakelde onderaannemer ondeugdelijk werk levert of beloofd herstelwerk niet uitvoert. Dit enkele nadeel is op zichzelf dus onvoldoende voor het aannemen van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van een onderaannemer jegens de opdrachtgever van een hoofdaannemer.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.