Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Camera's op de werkplek geven regelmatig aanleiding tot conflicten tussen werkgevers en werknemers. Werknemers hebben soms het idee dat de werkgever door middel van die camera's over hun schouders meekijkt. Vaak is dat gevoel niet terecht en hangen de camera's er slechts ter bescherming van het personeel, de klanten en de eigendommen van het bedrijf, maar in sommige gevallen gebruikt een werkgever de camera's daadwerkelijk om de werknemers in de gaten te houden. Dergelijk toezicht is – terecht – aan strenge regels gebonden, en het bespieden van personeel is dan ook vrijwel nooit toegestaan.
Soms kan de werkgever echter niet anders, bijvoorbeeld als er zaken verdwijnen. Indien de dief niet op andere wijze is te traceren – zoals door het fouilleren van werknemers bij het verlaten van het bedrijf – is het toegestaan om incidenteel gebruik te maken van (verborgen) camera's om de dader te vinden. Voordat de werkgever dit middel inzet, moet hij wel de werknemers van de aanwezigheid van camera's op de hoogte stellen. Daarbij hoeft hij uiteraard niet te melden waar de camera's precies hangen; de enkele mededeling dat de werkgever camera's kan inzetten is voldoende.
In een zaak die een paar maanden geleden voor de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland speelde (maar pas twee weken geleden gepubliceerd is), had de werkgever die melding nagelaten, terwijl hij een verborgen camera op de werkplek van een van zijn werknemers had gericht. Of er sprake was van een concrete verdenking blijkt niet uit het vonnis – wellicht hing de camera er altijd al. Hoe dan ook, op door de camera vastgelegde beelden was te zien dat de werkneemster op een zeker moment met een schaar in haar hand een aantal keren op wat ruwe wijze trekt en duwt aan de kabels van een docking station, een kastje dat haar computer verbindt met het IT-systeem van de werkgever. Daarnaast had de werkgever met behulp van de beelden geconstateerd dat de werkneemster een keer het spelletje Candy Crush had gespeeld onder werktijd.
De werkgever interpreteerde het duwen en trekken aan de bekabeling als “sabotage”, en meende dat dit, in combinatie met het gamen onder werktijd, voldoende grond gaf voor een ontslag op staande voet. De werkneemster kwam in deze procedure op tegen dat ontslag, en betoogde onder meer dat de beelden niet tot bewijs konden dienen voor het ontslag omdat ze onrechtmatig waren verkregen. De kantonrechter bevestigde dat de beelden inderdaad onrechtmatig verkregen bewijs vormen, maar oordeelde dat deze wel degelijk als bewijs kunnen dienen in een civiele procedure.
Dat oordeel lijkt wat tegenstrijdig, maar is geheel in lijn met staande rechtspraak. De Hoge Raad heeft meermaals geoordeeld dat het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder weegt dan het belang van uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende, bijzondere omstandigheden, is uitsluiting van dat bewijs gerechtvaardigd. Dergelijke omstandigheden waren in dit geval niet gebleken.
De kantonrechter kon vervolgens dus op basis van de camerabeelden zijn oordeel vellen, en dat pakte niet goed uit voor de werkgever. Uit de beelden bleek niet duidelijk dat de werkneemster gerichte pogingen tot sabotage of beschadiging deed; het zou best kunnen dat zij (op wellicht wat onorthodoxe wijze) probeerde de verbroken verbinding weer tot stand te brengen, zoals zij zelf stelde. Ook het spelen van een spelletje onder werktijd is op zichzelf onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat de werkgever geen gedragsregels heeft opgesteld over computergebruik. Deze uitspraak toont dus eens te meer dat het van belang is om als werkgever duidelijke regels te stellen voor het gebruik van de ICT-voorzieningen op de werkplek!
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.