icon

Een faillissementsgijzeling in de praktijk

In een eerdere blog informeerden wij u over de faillissementsgijzeling. Een gefailleerde natuurlijke persoon of de bestuurder van een gefailleerde rechtspersoon kan ingevolge artikel 88 van de Faillissementswet in verzekerde bewaring worden gesteld als hij zijn wettelijke verplichtingen in verband met het faillissement niet nakomt of er gegronde vrees bestaat dat hij die niet zal nakomen. Het verzoek tot toepassing van faillissementsgijzeling komt meestal van de curator. De rechter-commissaris toetst het verzoek, waarna het de rechtbank is die erover oordeelt. De meeste personen worden in faillissementsgijzeling geplaatst omdat zij hun verplichting niet nakomen om de curator alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om tot een goede afwikkeling van het faillissement te komen.

In de praktijk blijkt dat de curatoren en rechtbanken in de elf arrondissementen in Nederland nogal eens verschillend omgaan met de faillissementsgijzeling. Bij de beoordeling van een verzoek daartoe zijn rechtbanken op grond artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens verplicht om te onderzoeken of er gronden aanwezig zijn die de inbewaringstelling en daarmee de inbreuk op de persoonlijke vrijheid rechtvaardigen. Het recht op persoonlijke vrijheid dient daarbij te worden afgewogen tegen de bij de inbewaringstelling betrokken belangen van de gezamenlijke schuldeisers. Daarbij is in de eerste plaats van belang of de gevolgen van de inbewaringstelling in de gegeven omstandigheden in de juiste verhouding staan tot de omvang van de schuldenlast en (een inschatting van) het met behulp van het dwangmiddel van de inbewaringstelling te verkrijgen actief (proportionaliteit). In de tweede plaats is van belang na te gaan of de curator minder vergaande (dwang)middelen tot zijn beschikking heeft om zich ervan te verzekeren dat de verplichtingen uit de Faillissementswet worden nagekomen (subsidiariteit).

Curatoren en ook rechtbanken verliezen nog wel eens uit het oog dat een persoon ook aan zijn inlichtingenplicht kan voldoen door te verklaren dat hij het antwoord op een vraag niet weet of door een onwelgevallig antwoord te geven.

Op 26 mei 2015 had de Rechtbank Midden-Nederland de heer X in staat van faillissement verklaard. Op 1 juli 2015 al beval de rechtbank dat X in faillissementsgijzeling zou worden genomen. De redenen daarvoor waren dat hij niet aan zijn inlichtingenplicht had voldaan en zijn bedrijf zonder toestemming van de curator had voortgezet. Vervolgens werd X op 25 september 2015 in een huis van bewaring geplaatst. Op 16 oktober 2015, toen X inmiddels 22 dagen vast zat, vond een zitting plaats waar de rechtbank zou beslissen over voortzetting van de gijzeling. De curator wilde dat graag omdat hij van mening was dat X zijn verplichtingen nog steeds niet was nagekomen. Hij stelde daartoe:

A. X heeft voor kort voor zijn faillissement € 7.930,00 opgenomen.
X heeft de curator bericht dat hij het bedrag heeft besteed aan prostituees en levensonderhoud.
B. De curator heeft gevraagd om afgifte van een bus.
De bus heeft de curator aangetroffen tijdens een doorzoeking.
C. De curator heeft gevraagd om inzicht in de inkomsten en uitgaven van X.
X heeft dat gedaan en verklaard dat hij via een rekening in België heeft gehandeld in fietsen en trampolines en een omzet heeft gegenereerd van € 2.500,00
D. De curator heeft gevraagd om afgifte van ontbrekende administratie.
X heeft verklaard dat hij bij aanvang van het faillissement alles wat hij aan administratie heeft gevoerd, heeft afgegeven aan de curator.
E. De curator is gebleken dat X via internet adverteert.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er om een zeer beperkte handel gaat en X heeft ter zitting verklaard dat hij daarmee zal stoppen.

Opvallend is dat van al deze gronden uitsluitend die onder E een reden zou kunnen zijn om een persoon in faillissementsgijzeling te plaatsen. De andere omstandigheden kunnen een curator wel irriteren, maar mogen niet leiden tot een gijzeling, laat staan een verlenging daarvan na 22 dagen.

De rechtbank beslist dan ook dat de gijzeling van X wordt geschorst. Wel verbindt de rechtbank daaraan de voorwaarde dat X zich gedurende het faillissement zal onthouden van bedrijfsmatige handelingen zonder toestemming van de curator.


Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Een faillissementsgijzeling in de praktijk

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief