icon

Exploitatieplicht huurder bedrijfsruimte

Verhuurders van bedrijfsruimten zijn er doorgaans bij gebaat dat het gehuurde niet leeg komt te staan. Dit kan immers uiteindelijk een negatief effect hebben op de waarde van het pand alsmede de (ver)huurwaarde. Eerder berichtten wij al dat uit de wet niet expliciet een exploitatieplicht geldt voor de huurder van bedrijfsruimte. Een exploitatieplicht kan wel uit de huurovereenkomst volgen.

In een niet op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraak van de kantonrechter te Den Haag van 1 mei 2015 (WR 2016/53) moest de kantonrechter de vraag beantwoorden of tussen partijen een exploitatieplicht voor de huurder was overeengekomen.

De verhuurder vordert nakoming van de exploitatieverplichting op grond van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6.1 AB dient de huurder het gehuurde, gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst, daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming, zijnde (artikel 1.2 huurovereenkomst) als artsenpraktijk met poliklinische behandeling c.q. het exploiteren van een cosmeticakliniek.

Tussen partijen is volgens de kantonrechter niet in geschil dat de operatiekamer van het het gehuurde niet aan de eisen voldoet voor de exploitatie die de huurder voor ogen heeft (na verscherpte regels van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, “IGZ”) en dat het vanwege de specifieke kenmerken van het gehuurde ook niet mogelijk is om het gehuurde hiertoe aan te passen. Tegen die achtergrond wordt het vooralsnog niet redelijk geacht om van de huurder te verlangen dat zij volledig gebruik maakt van het gehuurde. De huurder heeft de stelling van de verhuurder dat zij ook voor andere activiteiten van haar concern gebruik kan maken van het gehuurde voldoende weerlegd. Daarbij geldt dat het aan de huurder is om haar organisatie en de spreiding van activiteiten zo in te richten als haar goeddunkt.

Aan de andere kant is het volgens de kantonrechter duidelijk dat de verhuurder door leegstand in zijn belangen wordt geschaad en dat leegstand tot waardevermindering van het gehuurde kan leiden. De vraag is echter of er sprake is van leegstand, aldus de kantonrechter. De huurder heeft met de door haar in het geding gebrachte stukken, die door de verhuurder onvoldoende gemotiveerd zijn betwist, volgens de kantonrechter voldoende aangetoond dat het gehuurde – weliswaar beperkt – wordt gebruikt. Daarbij is van belang dat, zoals de huurder terecht heeft aangevoerd, in de huurovereenkomst over het gebruik geen nadere invulling is opgenomen met betrekking tot de openingstijden of het aantal personeelsleden dat aanwezig dient te zijn. Het gehuurde wordt dus weliswaar minder intensief gebruikt dan voorheen, maar er kan niet worden gesproken van leegstand. Verder heeft de verhuurder niet weersproken dat de huurder maatregelen heeft genomen (verlichting en verwarming aan- en uitzetten, het uitvoeren van onderhoud) om eventuele schadelijke effecten van het beperkte gebruik tegen te gaan en ziet het gehuurde er – afgaande op de in het geding gebrachte foto's – goed onderhouden en voldoende ‘bewoond' uit, aldus de kantonrechter. De huurder is naar het oordeel van de kantonrechter met de door haar genomen maatregelen voldoende tegemoetgekomen aan de gerechtvaardigde belangen van de verhuurder.

De door de verhuurder gevorderde ontruiming van de huurder wordt door de kantonrechter dan ook afgewezen.


Christopher Seine is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied huurrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Exploitatieplicht huurder bedrijfsruimte

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief