icon

De waarde van een vaststellingsovereenkomst met het bevoegd gezag

De verhouding tussen het civiele recht en het bestuursrecht zorgt nog wel eens voor juridisch complexe vraagstukken. Dat is met name aan de orde wanneer de overheid optreedt als partij in het civiele recht. Wanneer de overheid een aantal kantoorartikelen aanschaft, zal dat nog niet direct voor juridische hoofdbrekens zorgen, maar wanneer een bestuursorgaan een overeenkomst sluit die ook haar bestuursrechtelijke bevoegdheden raakt, wordt dat anders.

Dat komt onder andere door het volgende. Daar waar een ‘normale' partij in het civiele recht alleen aan zichzelf hoeft te denken, dient een bestuursorgaan, als onderdeel van de overheid, ook altijd het algemene, publieke belang voor ogen te houden.

De uitspraak van de Raad van State van 21 september 2016 geeft hiervan een mooi voorbeeld. In deze zaak had een college van burgemeester en wethouders besloten handhavend op te treden tegen het gebruik van een perceel voor de opslag van stenen en grond. Daarmee maakt het college gebruik van haar bestuursrechtelijke bevoegdheid. Jaren eerder was de eigenaar van het perceel, aan wie de last onder dwangsom werd opgelegd, in het kader van een mediationtraject met een afvaardiging van het college overeengekomen dat dit gebruik was toegestaan. Dit is een overeenkomst van civiele aard.

Het college achtte zich echter niet (meer) gebonden aan deze vaststellingsovereenkomst en meende handhavend op te kunnen treden. Daarmee maakt de Raad van State korte metten: indien een vaststellingsovereenkomst is gesloten met het bevoegde gezag, kan op die overeenkomst ook in een bestuursrechtelijke procedure een beroep worden gedaan. Wel is het dus van belang dat de overeenkomst is gesloten met het bestuursorgaan dat ook gaat over de uit te oefenen bevoegdheid (het bevoegde gezag).

De Raad van State voegt daar wel aan toe, en daarmee komt de bijzonderheid van een bestuursorgaan acterend in het civiele recht naar voren, dat dit anders is indien de belangen van derden in het geding zijn. Indien in bovenstaande zaak bijvoorbeeld de buurman had verzocht om handhaving, omdat hij overlast ervaarde van het gebruik op het perceel, dan had de vaststellingsovereenkomst niet aan deze buurman kunnen worden tegengeworpen. Die was immers geen partij bij de gesloten vaststellingsovereenkomst, en deze derde moet zich dan ook op zijn eigen belangen kunnen beroepen.

Kortom, het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met een bestuursorgaan kan zeker van belang zijn. Evenwel moet altijd bedacht worden dat de waarde van die overeenkomst relatief is, omdat ongeacht die overeenkomst, de belangen van derden er toe kunnen leiden dat het bestuursorgaan toch anders zal moeten optreden dan werd afgesproken.


Geert Schnitzler is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
De waarde van een vaststellingsovereenkomst met het bevoegd gezag

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief