Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
Het was al aangekondigd, maar sinds vanmorgen staat vast dat de Wet natuurbescherming, het Besluit natuurbescherming en de Regeling natuurbescherming op 1 januari 2017 in werking zullen treden. De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de onderliggende uitvoeringsregelgeving vervallen op dat moment.
Het inwerkingtredingsbesluit is gepubliceerd in het Staatsblad van vandaag, nr. 384. De Wet natuurbescherming dateert al van 16 december 2015 (Stb. 2016, 34). Het Besluit natuurbescherming en de Regeling natuurbescherming zijn onlangs vastgesteld, namelijk op 11 respectievelijk 16 oktober, en ook vandaag gepubliceerd: het Besluit in het Staatsblad, nr. 383, en de Regeling in de Staatscourant, nr. 55791.
Een aantal regels treedt niet in werking, waaronder, zoals al door de staatssecretaris aangekondigd in zijn brieven aan de Eerste en Tweede Kamer afgelopen mei, de bepalingen die voorzien in een verplichte aanhaking van de natuurtoets bij de omgevingsvergunning (art. 2.7 lid 5, 3.3 lid 8, 3.8 lid 8, 7.3, 9.4 lid 3, 4, 5, en 11, 9.6 lid 2, 3, 4 en 6, 10.8). Door het niet in werking laten treden van de bepalingen blijft de mogelijkheid voor bedrijven en burgers bestaan om voor de natuuraspecten een separate vergunning of ontheffing aan te vragen, net als dat nu mogelijk is op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet en straks mogelijk zal zijn op grond van de Omgevingswet. Zo wordt voorzien in continuïteit tussen de elkaar opvolgende regimes en wordt tegemoet gekomen aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten die een aanzienlijke toename van de lasten voor gemeenten vreesde ingeval een verplichting tot aanhaking zou komen te gelden.
Ook voor burgers en bedrijven zoals projectontwikkelaars is het gunstig dat het mogelijk blijft om de haalbaarheid van een voorgenomen project eerst te laten toetsen op de natuurregels. Voorts treedt artikel 3.12 lid 1, tweede volzin, later in werking, namelijk op 1 maart 2017. Het gaat om de bepaling die strekt tot verbreding van de reikwijdte van het faunabeheerplan, zodat dat ook betrekking heeft op bestrijding van schade veroorzakende dieren en jacht, terwijl het faunabeheerplan op grond van de Flora- en faunawet alleen betrekking had op populatiebeheer. De aanpassing van de faunabeheereenheden en de door deze vast te stellen faunabeheerplannen aan de nieuwe eisen die zijn opgenomen in artikel 3.12 van de Wet natuurbescherming verkeert in een ver gevorderd stadium. De afronding van het traject van de vaststelling en goedkeuring van nieuwe faunabeheerplannen zal plaatsvinden zodra de Wet natuurbescherming, de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving en de provinciale verordeningen die ter zake regels stellen in werking zijn getreden.
De nieuwe regels zijn vanaf 1 januari meteen van toepassing op dan al lopende aanhangige besluitvormings- en bezwaarprocedures, dus onder Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en Faunawet of Boswet zijn gestart. Alleen reeds aanhangige beroepsprocedures worden afgedaan op grond van het (dan) oude recht.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.