Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Op een aanvraag dient de overheid (het betreffende bestuursorgaan) tijdig te beslissen. Over het algemeen is bepaald binnen welke termijn een besluit op een bepaald soort aanvraag moet worden genomen. Anders dient dat besluit op grond van artikel 4:13 Awb te worden genomen binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Ook voor het nemen van een beslissing op bezwaar gelden voor het bestuursorgaan termijnen. In beginsel moet er binnen zes weken een beslissing worden genomen op het bezwaar, zo bepaalt artikel 6:7 van de Awb.
Het komt nog al eens voor dat bestuursorganen zich niet aan deze termijnen houden. Bijvoorbeeld omdat het simpelweg te druk is bij het bestuursorgaan, of doordat het bestuursorgaan afhankelijk is van onderzoek/adviseren door derden dat (te) lang op zich laat wachten.
Die vertraging kan erg vervelend zijn. Als ‘burger’ (particulier of bedrijf) wil je weten waar je aan toe bent, terwijl bijvoorbeeld bij de aanvraag voor een bouwvergunning gewacht moet worden met het starten van de bouw. Daarom kent de Awb de dwangsom bij niet tijdig beslissen; een financieel instrument om bestuursorganen te motiveren tijdig, althans zo tijdig mogelijk, een besluit nemen. Dit is geregeld in artikel 4:17 Awb en verder. Kort gezegd komt deze regeling op het volgende neer: indien het bestuursorgaan niet binnen de geldende termijn het besluit neemt, kan de burger het bestuursorgaan in gebreke stellen. Vervolgens heeft het bestuursorgaan nog twee weken de tijd om alsnog het besluit te nemen. Indien dat niet gebeurt, verbeurt het bestuursorgaan voor elke dag dat zij nog nodig heeft een dwangsom: de eerste veertien dagen €20 per dag, de veertien dagen daarna € 30 en vervolgens € 40. Na 42 dagen houdt het echter op, de maximale dwangsom die verbeurd kan raken is dan ook € 1.260.
Hoewel deze bedragen een bestuursorgaan kunnen aansporen, biedt dat niet in alle gevallen uitkomst. Het komt voor dat alsnog geen besluit wordt genomen. Daarnaast dekt dit bedrag van € 1.260 vaak niet de schade die het uitblijven van een beslissing met zich brengt. Om bij het (vereenbvoudigde) voorbeeld van een bouwvergunning te blijven: als de aanvrager van de bouwvergunning zich verplicht heeft om het gebouw binnen een bepaalde termijn op te leveren aan een derde, kan hij jegens die derde aansprakelijk zijn voor de vertraging.
Onder omstandigheden kan het bestuursorgaan aansprakelijk gehouden worden voor deze vertraging. Dat speelde ook in de zaak waarin de Raad van State op 24 februari 2016 uitspraak deed, die hier is terug te vinden. In die uitspraak wordt de eerder door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf herhaald: “de enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, is onvoldoende voor het oordeel dat op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijkheid bestaat voor schade die eventueel voortvloeit uit die termijnoverschrijding en dat voor die aansprakelijkheid bijkomende omstandigheden nodig zijn die meebrengen dat het bestuursorgaan, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid (…)”.
Er dient dus meer aan de hand te zijn dat alleen het te laat nemen van het besluit, voordat recht op schadevergoeding bestaat. Het arrest van de Hoge Raad waar de Raad van State naar verwijst (HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7040), biedt enige diudelijkheid welke bijkomende omstandigheden wel maken dat het bestuursorgaan verplicht is schade te vergoeden: de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden, de oorzaak of oorzaken van die termijnoverschrijding en de belangen van de burger die bij het bestuursorgaan kenbaar zijn.
Kortom: als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, terwijl snel een beslissing verlangd wordt, is het zaak het bestuursorgaan in gebreke te stellen om alsnog een besluit te verkijgen. Blijft het besluit toch iut, of leidt de vertraging tot schade, dan kan er recht op schadevergoeding bestaan.
Geert Schnitzler is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.