icon

Het recht en schrijnende gevallen

In nagenoeg alle zaken die voor de rechter komen, spelen emoties een belangrijke rol. De mate waarin dat het geval is verschilt echter nogal. Op dit moment speelt een zaak die gaat over een (vermoedelijk) ongeneeslijk zieke vrouw van 30 jaar, die niet over de financiële middelen beschikt om haar begrafenis op de manier vorm te geven zoals zij dat graag wil. Een aantal donateurs heeft een bedrag beschikbaar gesteld aan een stichting om de gewenste uitvaart van de vrouw en bij een eventueel restant ook de uitvaart van lotgenoten te verwezenlijken. Als de vrouw dan het gehele bedrag wenst te gebruiken voor een behandeling (waardoor voor anderen niets over zou blijven), ligt het voor de hand dat de emoties hoog op laaien.

Eerst het juridisch kader. Voor het geval de (omgeving van) de desbetreffende persoon geen uitvaart kan betalen, bepaalt art. 21 van de Wet op de Lijkbezorging dat de burgermeester de begrafenis verzorgt en betaalt. Uiteraard gaat het dan om een erg sobere begrafenis. Aangezien de vrouw waar het om gaat dat niet wilde, heeft zij tevergeefs geprobeerd bij een aantal verzekeraars een uitvaartverzekering af te sluiten. Een keuze van de verzekeraars die slechts vanuit financieel oogpunt is te begrijpen, lijkt me. Een aantal vrienden van de jonge vrouw is vervolgens met groot succes een crowdfundings-actie gestart om de jonge vrouw (en bij een overschot dus ook lotgenoten) alsnog de gewenste begrafenis te kunnen bieden; in totaal werd € 55.564,69 opgehaald.

Op enig moment loopt de vrouw echter een arts tegen het lijf die een behandeling aanbeveelt die mogelijk haar leven verlengt, en wellicht zelfs nog zou kunnen redden. Om deze behandeling te kunnen bekostigen, verzoekt zij de stichting die het ingezamelde geld zolang onder zich houdt dit over te boeken naar haar rekeningnummer.

Deze weigert dat. Blijkens de statuten heeft de stichting niet tot doel bij te dragen aan onvoorziene zorgkosten van de vrouw, maar slechts om bij te dragen aan de uitvaartkosten (al was dat bij oprichting van de stichting overigens anders). Er bestaat volgens de stichting (dus) geen verplichting om de kosten van de behandeling aan de vrouw te betalen.

De vrouw kan zich daar niet in vinden en in kort geding stelt zij – simpel gezegd – dat het geld aan haar is geschonken en niet aan de stichting. De vrouw verkeert in de lastige situatie dat zij moet bewijzen dat de geschonken gelden haar toekomen, terwijl op de crowdfunding pagina staat dat een stichting de gelden gaat beheren en dat deze gelden slechts worden gebruikt voor haar uitvaart terwijl een eventueel restant wordt gebruikt voor lotgenoten. Over behandelingskosten wordt niet gesproken. Niet geheel verrassend gaat de voorzieningenrechter niet mee in het betoog van de vrouw; zij kan simpelweg onvoldoende hard maken dat zij recht heeft op het geld.

Het recht (zeker het Nederlandse) biedt tot op zekere hoogte mogelijkheden om in bepaalde schrijnende gevallen een oplossing te vinden die afwijkt van de regels die normaal gelden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de aanvullende en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 BW, en in voorkomende gevallen ook art. 2:8 BW dat simpel gezegd bepaalt dat iedereen die is betrokken bij een rechtspersoon zich ten opzichte van elkaar moet gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd.

In dit geval heeft de voorzieningenrechter er dus niet voor gekozen dergelijke middelen in te zetten. Misschien heeft het feit dat de vrouw daar ook niet uitdrukkelijk een beroep op heeft gedaan een rol gespeeld. Het zou ook kunnen dat de rechter doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het feit dat de donateurs is toegezegd dat de giften slechts voor een begrafenis zouden worden aangewend; in ieder geval voor die van de vrouw maar ook voor anderen. Daardoor werd het belang dat tegenover het belang van de vrouw stond een stuk zwaarder; het ging immers om de uitvaart van andere jongeren die dat – net als de vrouw in kwestie – niet kunnen bekostigen. Hoe het werkelijk zit blijft gissen.

Overigens konden de bestuurders van de stichting die het geld onder zich houdt in dit geval ook weinig anders doen, want dat zou de volgende gevolgen kunnen hebben:

  • de betaling aan de vrouw zou vermoedelijk kunnen worden vernietigd (lees: teruggedraaid) wegens statutaire doeloverschrijding (art. 2:7 BW).
  • het bestuur van de stichting zou moeten vrezen voor een claim van de stichting zelf uit hoofde van art. 2:9 BW; het bestuur zou door de betaling willens en wetens de statutaire bepaling over het doel van de stichting schenden, terwijl die bepaling beoogt de stichting te beschermen (zie bijvoorbeeld dit arrest van de Hoge Raad).
  • de gulle donateurs zouden zich op het standpunt kunnen stellen dat zij de giften hebben gedaan in de veronderstelling dat conform de crowdfunding pagina slechts de begrafeniskosten zouden worden voldaan, zodat andere lotgenoten van eenzelfde voorrecht zouden kunnen genieten. Als de stichting dan het geld aan blijkt te wenden voor andere doeleinden, dan kan ik mij voorstellen dat de giften vernietigbaar blijken te zijn op grond van bijvoorbeeld art. 6:228 BW of art. 7:184 lid 1 sub a BW, waardoor een terugbetalingsverplichting ontstaat.

Een hoop risico’s dus, voor het bestuur. Hoe had de vrouw het dan wel moeten (laten) regelen? Dat had vrij simpel gekund; bijvoorbeeld door uitdrukkelijk af te spreken dat de gedoneerde gelden direct naar haar bankrekening worden overgemaakt, en dat zij die naar eigen inzicht mocht besteden (en dat ook te communiceren aan donateurs).

Zoals ik aan het begin van dit blog opmerkte, spelen emoties altijd wel een rol, maar gevallen als deze zijn uitzonderlijk. Het blijft echter belangrijk om ook in dit soort gevallen vast te houden aan het rechtssysteem zoals wij dat kennen; het mag niet zo zijn dat dat in schrijnende gevallen in zijn geheel aan de kant wordt geschoven. Partijen zijn in dat geval aangewezen op een aantal bepalingen, die in uitzonderlijke gevallen een redelijkheidscorrectie mogelijk maken. In dit geval heeft de voorzieningenrechter toepassing van een dergelijke correctie dus niet op zijn plaats geacht. Over de juistheid daarvan zal ongetwijfeld niet iedereen het eens zijn.

Het doet mij in ieder geval deugd in het vonnis te lezen dat de vrouw ondanks alle perikelen toch aan de behandeling is begonnen.


Alexander op het Hoog is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Het recht en schrijnende gevallen

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief