Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Inleiding
Het komt regelmatig voor dat een kamer binnen een bestaande woning of een zolderkamer zo wordt verbouwd dat deze beschikt over eigen voorzieningen (keuken, wc en badkamer) en een eigen toegang, en vervolgens onder de noemer ‘bed and breakfast’ gedurende het hele jaar wordt verhuurd aan toeristen. In mijn blog van 23 juni 2016 heb ik gewaarschuwd voor het feit dat dergelijke verhuur niet is toegestaan onder de bed and breakfast regels van de gemeente Amsterdam. Over deze blog heb ik heel wat vragen en opmerkingen gekregen van verontruste verhuurders en dat is ook begrijpelijk, want tot verkort stond nergens op de informatiepagina van de gemeente expliciet vermeld dat dit niet is toegestaan. Slechts door de Huisvestingsverordening te bestuderen werd duidelijk dat dergelijke verhuur zonder onttrekkingsvergunning verboden is.
Onduidelijkheid bed and breakfast regels
De moeilijkheid van de bed and breakfast regels zat in de interpretatie van het begrip ‘woonruimte’. Tot 1 januari 2017 was het slechts toegestaan een gedeelte (max 40%) van ‘een woonruimte’ aan toeristen te verhuren. Voor velen was onduidelijk wat er onder het begrip ‘woonruimte’ diende te worden verstaan. Hierdoor bestond er tevens onduidelijkheid over welke ruimtes konden worden aangemerkt als zijnde onderdeel van de woonruimte van de verhuurder en dus welke ruimtes er van de gemeente Amsterdam wel en niet gedurende het hele jaar aan toeristen mochten worden verhuurd. Anders dan vele verhuurders veronderstelden ziet het begrip ‘woonruimte’ niet op de kadastrale grenzen van een woning/appartement. Een zolderkamer die kadastraal onderdeel uitmaakt van een appartementsrecht maakt daarom niet per definitie ook onderdeel uit van ‘de woonruimte’ van de verhuurder zoals bedoeld in de bed and breakfast regels.
Begrip ‘woonruimte’
Tot 1 januari 2017 werd onder het begrip ‘woonruimte’ zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte verstaan. Van onzelfstandige woonruimte is kortgezegd sprake als wezenlijke voorzieningen zoals een douche, wc en keuken met anderen gedeeld moeten worden zoals het geval is in bijvoorbeeld een studentenhuis. Sinds 1 januari 2017 is op grond van de bed and breakfast regels het slechts nog toegestaan een gedeelte van een zelfstandige woonruimte te verhuren. Van een zelfstandige woonruimte is zoals volgt uit artikel 1 sub ddd van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 en vaste jurisprudentie sprake als de woonruimte een eigen toegang heeft en beschikt over eigen wezenlijke voorzieningen. Wat betreft het criterium van de eigen toegang is van belang dat je niet door het privé gedeelte (zoals bijvoorbeeld de woonkamer) van de verhuurder hoeft om de woning te bereiken. Wanneer de ruimte vanaf een gedeeld trappenhuis of een gedeelde hal bereikt kan worden dan is er dus sprake van een eigen toegang.
Omdat slechts een gedeelte van een zelfstandige woning op grond van de bed and breakfast regels mag worden verhuurd aan toeristen, zijn de bed and breakfast regels niet van toepassing indien het verhuurde gedeelte op zichzelf als een zelfstandige woning kan worden aangemerkt. Verhuur van een dergelijke ruimte is dan ook niet toegestaan.
Bed and breakfast regels verduidelijkt
De gemeente Amsterdam heeft inmiddels ook ingezien dat het woonruimte begrip in de bed and breakfast regels nadere toelichting behoeft en heeft deze toelichting begin deze maand geplaatst op de informatiepagina. Ook heeft de gemeente nog een aantal andere voorwaarden verduidelijkt en aangescherpt. Zo mag de hoofdbewoner van de woning zelf niet met vakantie zijn als de kamer wordt geexploiteerd en mag de hoofdbewoner niet zijn woning in het geheel aan toeristen verhuren. Daarnaast dienen er vaste slaapkamers te zijn aangewezen voor de gasten. Ook is aangegeven hoe de 40%-regel berekend dient te worden. Slechts 40% van de totale gebruiksoppervlakte van de woning mag aan gasten worden verhuurd. Gedeelde ruimten tellen voor de helft mee in de berekening en als meetmethodiek wordt de NEN 2580 gebruikt. Tot slot vermeldt de gemeente nog dat de gastenverblijven zich in de woning dienen te bevinden en dat deze dus niet van de woning mogen zijn afgescheiden. Aangezien de meeste bed and breakfast ruimten in Amsterdam afgescheiden zullen zijn van de woning van de verhuurder zullen vele verhuurders niet blij zijn met deze voorwaarde. Het is niet duidelijk op welke bepaling in de Huisvestingsverordening deze laatste voorwaarde van de gemeente precies is gebaseerd. Het zou goed zijn als de gemeente deze voorwaarde ook nog nader toelicht.
Anna Zijlstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.